“Wat hij in kinderen moet hebben bewonderd, is hun rechtlijnigheid, hun systematiek, hun gevoel voor regelen hun ongeloof in de uitzondering, hun strikte logica die zich uitte in hun taal. Kinderen moeten voor hemmde enige consequente wezens zijn geweest. Het is bekend dat hij de meisjes liet vallen zo gauw ze kind af waren. Daarvoor zijn allerlei psychologische verklaringen, maar ik denk dat het beginnvan volwassen denken voor hem het einde was. Niet het geringste deel van zijn grote vindingrijkheid, ook in de taal, heeft hij geïnvesteerd in de brieven aan kinderen.” (Kees Fens/Hoe raarder en raarder. De Volkskrant, 12 juni 1989.)