Op 1 juni jongstleden overleed Nederweertenaar Jos van de Wouw (1938-2023) ten gevolge van een noodlottig ongeval. Jos studeerde Nederlands in Nijmegen en startte in augustus 1965 voor zijn doctorale scriptie een onderzoek naar dialectgeografie van het Weertlands. Hij gaf jaren les aan toekomstige leerkrachten, schreef lesmethoden en enkele (liedjes)boekjes in het Limburgs.
Jos van de Wouw
Jos bezat een collectie van ongeveer 35.000 kinderboeken en naslagwerken, waarvan een belangrijk deel uniek en waardevol is. Graag wilde hij daar anderen gebruik van laten maken, vandaar dat het zijn droom was om een kinderboekenmuseum te starten in Nederweert of directe omgeving. Dit als mooie aanvulling op het culturele aanbod in de regio. De boeken zijn door Jos ondergebracht in de ‘Stichting tot behoud van de boeken van Jos van de Wouw’, kortheidshalve ‘WowKinderboeken’ genoemd.
In februari 2010 maakte Jet van Horik-Cuijpers kennis met Jos van de Wouw. Destijds moest ze als student van de lerarenopleiding Nederlands een artikel schrijven. Ze wilde iets schrijven over de voor- en/of nadelen van dialect praten en ‘oos mam’ zei, dat ze dan bij Jos van de Wouw moest zijn. Het werd een gezellige, interessante en leerzame middag.
Na het overlijden van Jos dacht ze met bewondering en respect terug aan deze aimabele, wijze man en zocht ze het artikel op dat ze destijds had geschreven. Ter nagedachtenis aan Jos van de Wouw wil ze het graag opnieuw publiceren, zodat hij en zijn droom niet vergeten worden. “Ik hoop van harte dat het kinderboekenmuseum er alsnog gaat komen“, aldus Jet.
Bron: https://www.nederweert24.nl/2023/06/29/jos-van-de-wouw/
Verrijkend of verwarrend?
‚Wie schoeën oos Limburgs es‘
Door: Mariëtte (Jet) van Horik-Cuijpers (geschreven in februari 2010)
‘Spreek maar Nederlands, dan verstaan ze je later tenminste overal’, kreeg menig Limburgs kind vroeger te horen. Tweetaligheid gold vroeger dus als een noodzakelijk kwaad, maar gelukkig zijn de geleerden het er nu over eens dat een meertalige opvoeding leidt tot slimme kinderen. Een meertalige opvoeding maakt je grammaticaal sterker en je krijgt meer inzicht in taal.
Fabeltjes
Dit is ook de mening van dialectdeskundige Jos van de Wouw (1938-2023). Jos studeerde Nederlands in Nijmegen en startte in augustus 1965 voor zijn doctorale scriptie een onderzoek naar dialectgeografie van het Weertlands. Hij gaf jaren les aan toekomstige leerkrachten, schreef lesmethoden en enkele (liedjes)boekjes in het Limburgs.
‘Ik geef de gebeurtenissen van een dorp weer en dat zijn ook de gebeurtenissen van de wereld. In een dorp gebeuren zelfs meer dingen dan in de wereld.’
Hij vertelt de volgende uitspraak van de Britse schrijfster van detectiveromans, Agatha Christie: ‘Ik geef de gebeurtenissen van een dorp weer en dat zijn ook de gebeurtenissen van de wereld. In een dorp gebeuren zelfs meer dingen dan in de wereld.’ Dit geldt ook voor het dialect. Alles wat je in het Nederlands kunt zeggen, kun je ook in het dialect zeggen, terwijl dat andersom niet zo is. In het dialect kun je meer nuances aangeven.
De fabeltjes van de geringe woordenschat der dialecten moeten verspreid zijn door niet-dialectologen. In zijn scriptie schrijft Van de Wouw: ‘het dialekt leeft, evolueert, past zich aan, ontleent aan omringende dialekten, vooral aan het dialekt dat eventueel door economische afhankelijkheid superieur geacht of gevoeld wordt, om tegelijkertijd te ontlenen aan het Algemeen Nederlands, om zelfs geleidelijk te groeien naar, en naderhand misschien te versmelten met, dit A.B.N. (Algemeen Beschaafd Nederlands, tegenwoordig Standaardnederlands). Wie zal het zeggen? Huisman die, de ontwikkeling eeuwen vooruit, voorspelt dat we naar één wereldtaal groeien, met mogelijke plaatselijke differentiaties? (J.A. Huisman: Het Nederlands tussen dialect en wereldtaal). Of Veldeke(1), dat heembewust de logische en niet-ongelukkige vooruitgang probeert stop te zetten, zo mogelijk de tijd probeert terug te draaien? Ondanks deze beide is er duidelijk een groei, in ieder geval in het Weertlands, naar het A.B.N., waarbij we een algemene wereldtaal en een algemeen Limburgs voorlopig als utopistisch moeten beschouwen en hopen dat het tot geen van beide in extenso komt.’
‘Dao hing un sturtbank vurre moor, ein houtere raam met twie of drei latte, vur ut waslet en potte en penkes.’
104 joar Jonck(ers)
Op advies van Jos ga ik op bezoek bij de oudste inwoner van Nederweert, de dan 104-jarige Thieu Jonckers (1905-2011). Het wordt een bijzonder aardig gesprek met schitterende uitspraken in het ‘Ni-jwieërts’(2), die ik u niet wil onthouden.
‘Dao hing un sturtbank vurre moor, ein houtere raam met twie of drei latte, vur ut waslet en potte en penkes.’(3)
Kent u het gezegde ‘Zo rot als een mispel?’ Dit betekent ‘erg rot’. Een mispel is een bruine vrucht van een appelachtige heester. De vorst moet er eerst overheen gaan en vervolgens moet de vrucht rotten, voordat je hem kunt eten. Van Thieu Jonckers krijg ik deze omschrijving: ‘Zoë rot as unne mispel, det zagte ze vreuger as ze verkaodj woore en zoë kofdje.’(4)
Vindt u een ‘lievesmang’ ook niet een veel mooier woord dan een wasmand? ‘Lieves’ was ondergoed (dat draag je op je lijf), vandaar de ‘lievesmang’. De was was in die tijd natuurlijk een verhaal op zich. ‘Dê gong in de mechiensketel um te koken op een duvelke, det weer gestookt woord met mutserte, en donao woord dê oppu groos oppu bleik gelagdj.’(5) Wat wassen betreft is er gelukkig veel veranderd, maar dat deze prachtige, bloemrijke taal grotendeels verdwenen is, is toch wel een verarming.
Thieu Jonckers stond als 15-jarige jongen op de markt in Helmond, hij verkocht daar fruit. ‘En as ich dan peêre bi-j mich haaj, echte Jutte-pêre, det woore van die lekker pêre, klein broen-gries pêrkes met un zwaor schel, mer wi-j honing zoë zeut. As ich dan reep ‘Jutte’ dan kwaome die wiefkes met zoeën kurfkes umme erm op mich aaf gevlooge.’(6). Ik dacht dat ik zelf Limburgs sprak, maar nu blijkt in de 56 jaar dat ik later ben geboren dan de heer Jonckers, de dialecte woordenschat enorm teruggelopen.
Thuiskomen
Toch zijn de Limburgse dialecten nog uiterst vitaal. Beduidend vitaler dan de dialecten in Noord-Brabant en Zeeland. Bijna de helft van de Limburgers spreekt dialect op school en op het werk, tegen nog geen 20 procent van de Zeeuwen en maar 8,8 procent van de Brabanders. Ook het personeel in de supermarkt wordt door ruim 80 procent van de Limburgers in het dialect aangesproken, terwijl van de Zeeuwen 34 procent en van de Brabanders slechts 20 procent dan de thuistaal hanteert. Toen ik na zeven jaar wonen in Brabant voor het eerst weer boodschappen deed in Nederweert, voelde dat letterlijk als thuiskomen, zo vertrouwd dat ‘Ni-jwieërts’.
Nadelen
Zijn er dan helemaal geen nadelen aan het Limburgs spreken? Ik vroeg het Jos van de Wouw. ‘Nee, Limburgs spreken kent geen nadelen’ is zijn stellige antwoord. Natuurlijk kennen we allemaal de situatie waarin Limburgers dialect spreken in een groep waarin ook niet-Limburgers aanwezig zijn. Dit is onbeleefd en vraagt om aanpassing van de Limburgers. Vaak is het geen onwil, maar hebben Limburgers moeite met Nederlands spreken tegen bekenden en familie. Dit kleine ‘probleem’ weegt echter niet op tegen de enorme verrijking, die het Limburgs ons biedt.
(1) De Vereniging Veldeke Limburg werd in 1926 opgericht te Maastricht. Het doel was en is de instandhouding en bevordering van de Limburgse dialecten. Het woord VELDEKE, een verwijzing naar de eerste Maaslandse dichter wiens werk is overgeleverd, werd gezien als een letterwoord: Voor Elk Limburgs Dialect Een Krachtige Eenheid. Die eenheid was/is Veldeke.
(2) Nederweerts
(3) Daar hing een rek aan de muur, een houten raam met twee of drie latten, voor een vaatdoek, potten en pannen.
(4) Zo rot als een mispel, dat zeiden ze vroeger als ze verkouden waren en zo hoestten.
(5) Die ging in de machineketel om te koken op een kacheltje, dat weer gestookt werd met takkenbossen, en daarna werd die op het gras op de bleek gelegd.
(6) En als ik dan peren bij me had, echte Jutte-peren, dat waren van die lekkere peren, kleine bruin-grijze peertjes met een zware schil, maar als honing zo zoet. Als ik dan riep ‘Jutte’, dan kwamen die vrouwtjes met zo’n korfje om de arm op me afgevlogen.