Op donderdag 30 september 1999 staat het volgende artikel in het “Weekblad voor Nederweert”:
Expositie in het gemeentehuis van Nederweert.
Alleen op de wereld…… maar niet als je leest.
Op donderdag 30 september om 19.30 uur opent de wethouder van cultuur, de heer M. Loijen, de expositie “Alleen op de wereld … Maar niet als je leest.” De expositie is te bezichtigen in de hal van het gemeentehuis van Nederweert vanaf donderdag 30 september tot en met vrijdag 29 oktober 1999.
Kinderboekenweek en Jaar van de Ouderen
Oktober is de maand waarin jaarlijks de Kinderboekenweek valt. Ook vieren we in 1999 het internationale Jaar van de Ouderen. In deze tentoonstelling van kinderboeken uit de jaren 1930 tot 1960 worden beide feestelijke gebeurtenissen samengebracht. Verzamelaar Jos van de Wouw heeft zeven thema’s uitgekozen die een goed beeld geven van de kinderboeken uit die tijd. De thema’s zijn Kerstverhalen, Sprookjes, Katholieke kinderboeken, Klassiekers, Arendsoog en Witte Veder, Puk en Muk en Dik Trom.
Kinderboeken kort voor en na de Tweede Wereldoorlog
Tussen 1930 en 1960 werden er in Nederland duizenden kinderboeken uitgegeven, maar het merendeel bereikte toen Midden-Limburg met mondjesmaat of helemaal niet. voor de oudere meisjes was er Cissy van Marxveldt of Top Naeff. Van K. Norel verschenen de eerste oorlogsmoeheid. De vertaling van Milne’s Winnie de Poeh vond alleen bij de liefhebbers gehoor. Klassiekers als “Alleen op de wereld”, “Robinson Crusoe”, “Pinokkio” en “Alice in Wonderland” kenden in die tijd verschillende uitgaven. In de vijftiger jaren werden de eerste boeken van Miep Diekmann, Paul Biegel en Annie M.G. Schmidt gelezen. Dit was echter het begin van een nieuwe periode in de kinderliteratuur.
Het noodlot van een verzamelaar
Jos van de Wouw is al zijn hele leven een verzamelaar. “In mijn vroegste jeugd verzamelde ik al alles wat op mijn weg kwam. Er was een doos met oude postzegels, een met ansichtkaarten, een met gebruikte kurken, een met watten en een met zilverpapier. Maar ik verzamelde vooral gebruikte lucifers en sigaren- en sigarettenpeuken. Toen ik eenmaal werkte en geld verdiende, begon ik boeken te verzamelen. Eerst Nederlandse literatuur, later tuin- en kookboeken en boeken over schrijvers en literatuur. Vanaf 1968, toen ik in Venlo aan de Kweekschool Nederlands ging geven, ben ik geleidelijk overgestapt op kinderboeken. Momenteel heb ik ruim 15.000 kinderboeken, vooral uit de hedendaagse kinderboekenproductie. De strips reken ik dan niet mee, want die beslaan ook nog eens een halve zolder. Verzamelen is een passie en een ziekte. Als je er door aangeraakt bent, kom je er nooit meer van af. en dat wil je ook niet.”
Openingstijden
De expositie is geopend op werkdagen van 9.00 tot 17.00 uur (vrijdagmiddag gesloten). U kunt de expositie bezoeken tijdens de opening op donderdag 30 september. Daarna tot en met vrijdag 29 oktober.
Bij die kinderboekenexpositie verschenen van de hand van de samensteller zeven folders, van elk van de thema’s van de tentoonstelling een.
Klassieke Kinderboeken
Onder Klassiekers verstaan we hier op deze tentoonstelling voornamelijk boeken of verhalen die voor 1930 geschreven zijn, tussen 1930 en 1960 herdrukt zijn en nu, in 1999, nog steeds uitgegeven en gelezen worden. Het kenmerk van Klassiekers is, dat bijna iedereen het verhaAl kent, maar dat bijna niemand de oorspronkelijke tekst gelezen heeft. Dat komt, omdat de verhalen meestal voorgelezen of verteld werden en omdat de meeste Klassiekers eigenlijk niet voor kinderen geschreven zijn. Ze zijn in latere tijd zo herschreven of naverteld, dat kindernen de verhalen zelf kunnen lezen. We kunnen vaststellen, dat de klassieke verhalen momenteel zowel in eenvoudige bewerkingen als in stripvorm te krijgen zijn en dat van de verfilmde versies een video te koop is. Van Robinson Crusoe bestaan inmiddels honderden versies, variërend van prentenboekuitgaven van 8 pagina’s tot dikke boeken van honderden bladzijden. En dat geldt voor meer klassieke verhalen. Klassiekers lenen zich als geen ander voor het gezamenlijke avontuur van voorlezen: thuis op de rand van het bed of op school waar de kinderen van de spanning de spreekwoordelijke rode oortjes krijgen.
We onderscheiden drie soorten klassiekers:
A. speciaal voor kinderen geschreven boeken. Dat zijn boeken als “Alice in Wonderland” van Lewis Carroll of “Winnie de Poeh” van A.A. Milne, die nadrukkelijk voor kinderen geschreven zijn. Vooral de Engelstalige literatuur heeft tientallen beroemde verhalen voor kinderen voortgebracht. Naast de net genoemde staan de gevoelvolle boeken van Frances Hodgson Burnett: “De kleine Lord” en het prachtige oerverhaal “De geheime tuin”, daarenboven de spannende boeken van Robert L. Stevenson: “Schateiland”, “Hè tSpookschip” en “David Balfour”. De Franse schrijvers Jules Verne met een tiental prachtige boeken; Alexander Dumas met “De drie musketiers” en “De graaf van Monte Christo”. De Italiaan Carlo Collodi met het griezelige, grappige en leerzame verhaal over de houten pop “Pinokkio”.
B. Klassieke verhalen. Met klassieke verhalen bevoelen we hier boeken die “niet voor kinderen geschreven” zijn maar die naverteld zijn voor kinderen, omdat de clou of de plot kinderen aanspreekt: Don Quichot van Cervantes, Robinson Crusoe van Daniël De doe, Oliver Twist en David Copperfield van Charles Dickens. en natuurlijk de vaak navertelde verhalen over Reinaart de Vos, Tijl Uilenspiegel, Robin Hood en Ivanhoe (dat door Walter Scott geschreven is). Hier geldt: hoe dichter de bewerker zich bij het origineel houdt, hoe beter. Er zijn bewerkingen in alle soorten en maten, van erbarmelijk tot magnifiek. Tegenwoordig is de wereld van de klassiekers uitgebreider dan vroeger, omdat er inmiddels van alle bestsellers film- en stripversies bestaan. En een stripbewerking hoeft echt niet onder te doen voor het origineel, als er maar met liefde en kundigheid gewerkt is. Zoals bij alle bewerkingen geldt dat dat soms fraaie resultaten oplevert maar ook wordt vaak het originele verhaal geweld aangedaan.
C. Nederlandse klassiekers. Er zijn niet veel oorspronkelijk in het Nederlands geschreven boeken die de status van Klassieker verdienen. als we afzien van Reinaert de Vos en Tijl Uilenspiegel die tot de internationale klassiekers gerekend mogen worden en die natuurlijk absolute toppunten zijn in de Nederlandstalige kinderliteratuur, hebben we het over boeken als “Dik Trom” van C.J. Kieviet, “Pietje Bell” van Chris van Abcoude, “Bartje” van Anne de Vries en “Schoolidyllen” van Top Naeff. Binnen onze taalgrenzen zijn die befaamd maar daarbuiten hebben die ternauwernood de internationale pers gehaald, laat staan dat ze er tegenwoordig nog gelezen worden. Een boek behoort in alle opzichten tot de uitzonderingen, dat is het “Dagboek van Anne Frank”. Het is natuurlijk pas in de oorlogsjaren geschreven, wel oorspronkelijk in het Nederlands, maar het is een internationale bestseller, zowel in Japan als Amerika. Over de doelgroep kan men twisten: het is in eerste instantie uitgegeven voor volwassen lezers. Tegenwoordig wordt het door iedereen gelezen, misschien zelfs vooral door kinderen. eigenlijk pas na WO II gaat de Nederlandse kinderliteratuur buiten onze grenzen een rol meespelen. An Rutgers van der Loeff-Basenau, Miep Diekman, Annie M.G. SAchmidt en vooral van eind zeventiger jaren Dick Bruna, Guus Kuijer, Wim Hofman, Joke van Leeuwen en Margriet Heijmans gooiden internationaal hoge ogen. Van deze spant voor mij Guus Kuijer de kroon met het onnavolgbare en volwassen literaire “Krassen in het tafelblad” uit 1978, een hoogtepunt in de kinderliteratuur, dat m.i. zelfs internationaal zijn weerga niet kent.
Pas in de jaren twintig van de twintigste eeuw kwam een eigen katholieke kinderliteratuur met een ruim aanbod op gang, welke bleef doorlopen tot ongeveer 1970. Van te voren was er in Nederland vooral sprake geweest van neutrale en protestantse kinderliteratuur. In de periode van 1970 tot 1990, dus na die katholieke opleving, wilde men niets meer weten van specifiek christelijke kinderboeken; vooral roomse literatuur werd in de ban gedaan. Maar dan, in de negentiger jaren van de twintigste mogen God, religie en geloofsovertuigingen in kinderboeken weer.
De eerste breedgedragen, echt katholieke uitgaven voor kinderen, naast bijbels, bidprentjes, heiligenverhalen, missie- en communieboekjes, is het tijdschrift “De Engelbewaarder”, dat van 1884 tot 1958 verscheen en toen opging in het blad “Taptoe”. Er waren meer tijdschriften, maar geen kon tippen aan de uitstraling, kwaliteit en populariteit van die Engelbewaarder. voor de scholen verschenen schoolleesboekjes bij de drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis in Tilburg, de tegenwoordige uitgeverij Zwijsen. Voor jongensboeken wierp uitgeverij Malmberg in ‘s-Hertogenbosch (daarvoor in Nijmegen) zich op, met name in de Arendsoog-reeks van J. Nowee en Pim Pandoer van Carel Beke.
Over het algemeen wordt nogal neerbuigend gedaan over de specifiek katholieke kinderliteratuur. Ze zou de literaire hoogte van de neutrale kinderboeken niet gehaald hebben. Ik denk dat dat een vooroordeel is, gevoed vanuit de anti-roomse stemming die voor een groot deel te wijten is aan dat katholieke volksdeel zelf. wij katholieken hebben in de jaren zestig, zeventig en tachtig naast veel overbodige uit onze religie en ons geloof ook veel waardevols overboord gezet. bij dit laatste hoorde de katholieke kinderliteratuur. Het zou volgens mij niet slecht zijn om nu nog eens te kijken naar de historische en literaire waarde van de boeken uit die periode. Persoonlijk heb ik buitengewoon veel plezier beleefd aan Puk en Muk, Arendsoog, De Engelbewaarder, Peter Spoor, Alphons Timmermans en vooral aan Herman Steylen, de veel te vroeg overleden Blerickse journalist, die bij mijn weten slechts twee kinderboeken heeft geschreven: “In het witte land” en “Het testament van Schreiend Hart”. Vooral het laatste boek heeft een onvergetelijke indruk op me gemaakt en zorgde ervoor dat ik de lezer en verzamelaar werd, die ik nu ben. Het heeft mijn vrienden bijna een vermogen en in ieder geval veel inspanning gekost om het boek nog te achterhalen. Op mijn vijftigste kreeg ik het tezamen met een bijna complete verzameling Puk en Muks van mijn vrienden en collega’s Horst Schrooten en Harrie Kooijman. als ik het boek nu als volwassene lees en vergelijk met wat er momenteel op de boekenmarkt verschijnt, dan kan ik niet anders dan constateren dat het makkelijk standhoudt. Het is weergaloos spannend, in de goede zin. De opbouw, het uitstellen van gebeurtenissen, de visie vanuit het kind, de sympathie voor de opstandelingen en de prachtige titel. Dat alles is lang niet slecht. Maar Herman Steylen wordt in geen studie, essay of artikel over kinderliteratuur genoemd. Dat lot deelt hij overigens met het merendeel van de katholieke kinderboekauteurs.
Men kan binnen de roomse kinderliteratuur duidelijk onderscheid maken tussen: *a. boeken die bedoeld zijn om de katholieke lezer te ontspannen; *b. Boeken die bedoeld zijn om kinderen te begeleiden bij hun katholieke vorming; *c. en boeken die bedoeld zijn om de leesvaardigheid van kinderen te verbeteren.
*a. De boeken van Herman Steylen, de Arendsoog-boeken van J. Nowee, de boeken over de reizen van Puk en Muk van de hand van Frans Franssen, het werk van Carel Beke over Pim Pandoer, de boeken van To Holscher en mevrouw H. Wolffenbuttel-van Rooyen, al deze boeken zijn ontspanningslokalen. Men leest ze om gevoelens en gedachten van anderen te leren kennen, om spanning te ervaren en om de beslommeringen van alledag te vergeten. Hiertoe behoren ook de versjes oeken, waarvan de illustraties op communieboekjes lijken. Al die jaren van 1930 tot 1960 wemelden Kerk, school en leven van prentjes: bij geboorte, Eerste H. Communie, Plechtige Communie en overlijden; vaak ook bij huwelijk en de jaarwisselingen; bij priesterwijdingen, intrede of geloften van kloosterlingen; bij pelgrimsoordnen, jeugdverenigingen, broederschappen, Marialegioenen en nog bij tientallen andere gelegenheden. elke stap in het leven werd begeleid door een prentje, dat men zorgvuldig in zijn Missaal wegborg. Zelfs op school kreeg je bij een goede of ijverige of godvruchtige beurt een prentje als beloning of als stimulans.
*b. De bewerkingen van Bijbelverhalen door Alphons Timmermans en D.A. Cramer-Schaap, de “Bijbelse Geschiedenis”, “Het Oude Verbond”, “Gods Volk” en “Ons Voorbeeld” willen kinderen bekend maken met de verhalen uit het Nieuwe en Oude Testament die als stichtend bekend stonden. boeken als “Roomse Liturgie”, “Naar zonnige hoogten”, “Aan Jezus’ hand”, ” Woelige dagen” en “Helden en Heiligen” willen kinderen vertrouwd maken met geloof en religie. Dat gebeurt, het moet gezegd, soms wel erg nadrukkelijk en dwangmatig. Het niveau van de teksten loopt doorgaans niet parallel met het origineel, de bijbelteksten, al moet gezegd dat er ook prachtige series verschenen. Daartegenover staat de lichtere toets van de kleurige uitgaven “Het prentenboek van Jezus’ leven” en “Mijn levensweg”, boeken die een verrassend modern aanzien hebben.
c. Het aantal schoolleesboekjes voor katholieke scholen, zogenaamde doorrenboekjes, is groot. Eigenlijk onoverzienbaar. Ook de onderwerpen waarover men schreef, waren legio. Navertellingen van bijbelverhalen, levens van heiligen, bekeringsverhalen, Missieverhalen, maar ook sprookjes, min of meer realistische verhalen en zwerftochten. Over het algemeen met een katholiek sausje overgoten. Er komen kerken, heiligen, beelden, te bekeren en missionarissen in voor. Er wordt voor en na het eten gebeden. Kerkklokken luiden voor de H. Mis of het Lof. Naar en discutabel wordt het wanneer de gebruiken van inlanders beschreven worden; met name als men series leest als “Oki en Doki” van Henri Arnoldus krijgt men het schaamrood op de kaken. Negers worden er slechte mannetjes genoemd, die natuurlijk blanken gevangen nemen en in een kookpot zetten. Als ik bedenk dat er scholen waren, die eind twintigste eeuw deze boekjes nog lieten lezen, is alleen grote verontwaardiging op zijn plaats. Inmiddels zijn die reeksen uit de scholen verwijderd.
Pas Als de leesboeken voorzien waren van een katholiek keurmerk, waren ze zuiver in de leer. Meestal stond er dan Imprimatur, Nihil obstakel, Evulgetur in, of “uitgegeven onder goedkeurin van den keurraad voor Roomsche jeugdlectuur.”