“De verhalen van Paul Biegel zijn altijd bijzonder knap opgebouwd. Vaak bevatten ze eennraamvertelling, een verhaal waarin andere verhalen zijn opgenomen. Zo vertellen de dieren in “Het sleutelkruid” elk een verhaal aan de zieke koning om zijn hart kloppend te houden tot het wonderkuren gevonden is. In “De tuinen van Dorr” ontmoet prinses Mijnewel allerlei mensen die haar over de dode stad vertellen en aan wie zij over haar geliefde vertelt. Door in zijn boeken verschillende verhaaldraden te verweven, maakt Paul Biegel ze spannend. Opvallend is ook hoe vaak Biegel gebruikmaakt van een spiegelstructuur. De titel “Het spiegelkasteel” spreekt voor zichzelf. De twee broers in “Het stenen beeld” treden in elkaars voetspoor. Ook de werelden van de lappenpop en van de bronzen dame zijn elkaars spiegelbeeld. In zijn verhalen verwerkt hij ook veel symbolen en elementen uit oude sprookjes. Zo heeft hij een voorkeur voor het magische getal zeven. In “Het ijzeren tapijt” speelt een vliegend tapijt een belangrijke rol, al vliegt het niet meer als in sprookjes. Via telekinese vervoert het drugs over de hele wereld. Het idee voor dit boek kwam van een negenjarige jongen.” (Marita de Sterck e.a./Schrijver Gevonden. Lannoo/Biblion 1999, blz. 27).
JvdW: De eerste boeken die ik van Paul Biegel gekocht en gelezen heb, ‘Het sleutelkruid’ en ‘De tuinen van Dorr’, hebben een onuitwisbare indruk op me gemaakt. Ik vind het nog steeds, na een halve eeuw, zijn beste werk en in zijn soort het beste wat Nederlandse schrijvers hebben voortgebracht. Al mag ik Tonke Dragt en Guus Kuijer natuurlijk niet vergeten, die heel ander werk hebben geschreven maar van eenzelfde hoge kwaliteit. Door het lezen van Paul Biegel en het voorlezen ervan op ouderavonden ben ik enthousiast geraakt voor kinderliteratuur en, anders dan Kees Fens en Jan Blokker, heb ik altijd al gevonden dat kinderliteratuur er mag zijn; dat heb ik ook als leraar op de kweekschool uitgedragen en later als een van de beide hoofdauteurs van de leesmethode ‘Wie dit leest’ in de lessen Leesbevordering.
*Paul Biegel
“Ook Biegel was ervan overtuigd dat de ‘essentie van sprookjes vaak de diepste menselijke werkelijkheid is.’ Een essentie die je volgens hem alleen vindt voorbij de fysieke waarneming en directe betekenis der dingen. Een essentie die je ook niet met je verstand hoeft te vatten, zolang de magie van het verhaal maar in je hoofd blijft zitten. Biegels inspiratiebron was het leven zelf, of liever gezeg de onbegrijpelijkheid daarvan. Steeds weer stuurt Biegel zijn hoofdpersonen op ontdekkingstocht, op zoek naar het einde en begin van de wereld, op zoek naar antwoorden op de grote levensvragen, het wezen van wat Biegel in ‘Het Sleutelkruid’ het Grote ruisen noemt, onder het motte: wie zoekt vindt, maar niet altijd wat hij zoekt. Verhalen wRen voor Biegel een levensvoorwaarde, zoals het hart van de oude koning Mansolein uit Het Sleutelkruid alleen bleef kloppen als hem elke dag een spannend avontuur werd verteld: ‘ Zo’n verhaal waarbij je iets moet wegslikken na afloop, iets droevige waarover men het liefst zou gaan huilen, zo een verhaal met een brokje.'” (Mirjam Noorduuijn/Een slonzige tovenaar is een dode tovenaar. NRC Handelsblad, 1 mei 2009.)