Arendsoog en Witte Veder
Johannes Nowee, die in 1901 in Arnhem geboren was, merkte als onderwijzer en vrijwilliger in de St. vincentiusbibliotheek dat veel kinderen om cowboy- en indianenboeken voor hun vaders vroegen. Dat onderwerp zou de kinderen zelf dus ook wel aanspreken. Omdat het schrijven hem al in het bloed zat, begon hij in 1935 aan een reeks boeken waarin een cowboy en een indiaan een relatie aangingen, zoals we die bij Old Shatterhand en Winnetou al eerder aantroffen, helden van de Duitse schrijver Karl May die in 1892 al ‘Winnetou, het opperhoofd der Apachen’ gepubliceerd had en tot 1910 een reeks boeken over deze bloedbroeders liet verschijnen.
Uitgeverij Malmberg in Den Bosch durfde in 1935 het eerste boek over de cowboy en de indiaan uit te geven, nadat andere uitgevers het geweigerd hadden, omdat ze het te ruw vonden: het zou met name jongens tot ruwe vechtpartijen opzetten. Het boek heette ‘Arendsoog’ naar de cowboy uit dit Wildwestverhaal. In 1936 volgde nog ‘Witte Veder’, genoemd naar de andere hoofdpersoon. De beide boeken hadden in eerste instantie niet bijster veel succes. Dat kwam mede door de crisis vlak voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog. Eind veertiger jaren werden de verhalen als hoorspel door de KRO uitgezonden. Dat sloeg enorm aan. Er kwam veel vraag naar beide boeken. In 1949 volgde het derde exemplaar uit wat een reeks zou worden: ‘ Het raadsel van de Mosquitovallei’. Daarna volgden de delen elkaar in snel tempo op en haalden ze hoog verkoopcijfers.
Toen J. Nowee in 1958, 57 jaar oud, aan een hartaanval overleed, was hij halverwege het twintigste deel over Arendsoog en Witte Veder. Zijn zoon Paul, destijds 22 jaar, schreef het boek af en vervolgde de reeks. arendsoog kreeg in de handen van de zoon meer het karakter van een detective dan van de cowboy die hij bij de vader was. Ook het specifiek katholieke verdween geleidelijk uit de serie. Deel 1 en 2 zijn duidelijker de dertiger jaren geschreven. De bekering van Witte Veder maakt de compositie van het verhaal nogal zwak, omdat de schrijver eigenlijk zijn spannende verhaal wil vertellen maar tegelijk de katholieke boodschap kwijt moet. Deel 3 is al meer na-oorlogs en straalt wel de positief christelijke geest uit maar niet meer het karakteristieke Rijke Roomse leven. Paul Nowee stierf in 1993. korte tijd daarna verscheen het drieënzestigste en laatste deel van de rekest: ‘Arendsoog… premiejager?” De Arendsoogboeken zijn decennialang een rage onder jonge en ook oudere lezers geweest.
De boeken van Nowee waren spannend, katholiek en vanuit een positieve levenshouding geschreven. Kees Fens, de grote katholieke criticus uit de tweede helft van de twintigste eeuw, heeft ooit gezegd:”Het feit je en cowboy en katholiek kon zijn, heeft indertijd veel jongens door de moeilijke tijd heen geholpen.’ Maar toegegeven (diezelfde Kees Fens memoreert dat), de boeken zijn niet goed geschreven, goed in de betekenis van literair. Ze zitten vol fouten, wemelen van slordig taalgebruik en de personages zijn clichématig beschreven. Helaas dienen we soortgelijke opmerkingen ook te plaatsen bij veel van de hedendaagse kinderboeken. vooral series en schoolleesboekjes lijden aan deze manco’s. Kinderen, de lezers dus, merken zelf niet zoveel van deze tekortkomingen. Integendeel. Als kind heb ik bij de Broeders in Weert enorm genoten als Broeder Wendel op zondagavond in de speelzaal voorlas uit de nieuwste Arendsoog.Ik wou er zelfs op de vrije zondag eerder voor van huis gaan om maar niets van het verhaal te missen. (Het was nagenoeg het enige wat positief was aan het internaat.) De Broeder zat op een verhoging, keek iedereen vorsend aan, schraapte zijn keel, opende het boek tergend langzaam. allemaal rituelen die ons deden huiveren van spanning. Opgenomen in een groep toehoorders luisteren naar de bizarre beschrijvingen van het woeste prairielandschap; meerillen met de angstige uren die Bobs moeder en zus doormaakten (Arendsoogs echte naam was immers Bob Stanhope); opgelucht ademhalen als Witte Veder zijn vriend Arendsoog uit een penibele situatie redde (of omgekeerd) en als de boef zijn gerechte straf kreeg. Ze waren de zeldzame hoogtepunten uit het kostschoolleven van een tienjarige. (JvdW, tekst bij de tentoonstelling in het gemeentehuis van Nederweert in 1999.)