1. ‘Mijn collectie mag niet verloren gaan’
(door Bert Hammes in Dagblad De Limburger van 15 januari 2008)
Achter ieder mens gaat wel een verhaal schuil. Een verhaal dat hij of zij best kwijt wil: op straat, in de natuur, op kantoor, thuis of in het café. Vandaag: Jos van de Wouw uit Nederweert, die een van de grootste particuliere verzamelingen kinderboeken van Nederland heeft.
Zijn verzameling omvat tussen de twintig- en dertigduizend kinderboeken. Wie nu denkt dat Jos van de Wouw (69) de gegevens over al die boeken op de computer heeft opgeslagen, heeft het mis. De Nederweerter neerlandicus heeft alle gegevens in gewone kaartenbakken bijeengebracht.
Dat vindt hij veiliger. Omdat hij niet nog eens wil meemaken, wat hem jaren geleden overkwam. “Ik woonde toen nog in Broekhuizenvorst”, vertelt hij. “Op een dag begon het te onweren. De bliksem sloeg vlakbij ergens in. En hup, toen was ik ineens mijn hele bestand kwijt. Sindsdien schrijf ik alles op papiertjes.”
Van de Wouw heeft intussen heel wat kaartenbakken vol met papiertjes, waarop de belangrijkste informatie over elk boek staat. Geen wonder. In de veertig jaar dat hij nu met het verzamelen van kinderboeken bezig is, heeft hij vele duizenden exemplaren in huis gehaald. Elke vrije ruimte in zijn huis staat vol met boeken. Zijn bestelbus staat op straat omdat de garage is ingericht als boekenopslag. De benedenverdieping van zijn huis staat ook vol boeken. En een van de slaapkamers is omgetoverd tot mini-bibliotheek. “Ik kan het spul amper nog kwijt. De naslagwerken heb ik maar in dozen opgeborgen. Ik koop tegenwoordig ook niet meer elk nieuw kinderboek dat verschijnt. Ik lees wel alles. Maar voor de verzameling beperk ik met tot spraakmakende en door kinderjury’s bekroonde boeken.”
Van de Wouw legt uit dat ruimtegebrek hem tot die koerswijziging heeft gedwongen. Toen hij eind jaren zestig als leraar Nederlands aan de Pedac De Wylderbeek in Venlo aan de slag ging en met verzamelen begon, kocht hij alle kinderboeken die hij maar tegen het lijf liep.
“Het verbaasde me in die tijd dat de aankomende onderwijzers van alles leerden over spelling, ontleden en literatuurgeschiedenis, maar niets over literatuur voor kinderen. Daaro ben ik van die kinderliteratuur gaan verzamelen. Op school werd ik uitgelachen. Maar tien jaar later kreeg ik steeds meer navolging.”
Het eerste kinderboek dat Jos op de kop tikte was ‘Het sleutelkruid’ van Paul Biegel. Daarna volgden boeken van Annie M.G. Schmidt, Hans Andreus en vele anderen. Van de Wouw bezocht boekenbeurzen en antiquariaten om zijn verzameling uit te bouwen. “Op één van die tochten kwam ik in Middelburg uit bij een veiling. Daar stond een doos met vijfhoncerd kinderboeken. Met heel bijzondere boeken van voor 1943. Die heb ik voor duizend gulden kunnen kopen. Veel geld, maar die verzameling was veel meer waard.”
Zijn eigen verzameling omvat intussen verschillende categorieën kinderboeken: klassiekers als Robinson Crusoë, Pinokkio, Alice in Wonderland en vele andere. Sprookjes, stripboeken, bijbelverhalen en heiligen leven en boeken van schrijvers van voor 1950 en moderne schrijvers. Op de vraag welk van de duizenden boeken zijn lievelingsboek is, antwoordt Van de Wouw zonder dralen: “‘Krassen in het tafelblad’ van Guus Kuijer. Dat vind ik een van de beste kinderboeken die ooit zijn geschreven. Ik heb het al dertig tot veertig keer gelezen. En je leest er telkens iets nieuws in.”
De Nederweerter verzamelaar wil kost was kost voorkomen dat zijn verzameling uiteenvalt als hij er straks niet meer is. Van de Wouw heeft daarom zes jaar geleden een stichting opgericht waarin de collectie is ondergebracht. Het liefst wil hij de collectie in eigen dorp onderbrengen.
“Bij openluchtmuseum Eynderhoof bijvoorbeeld. Dat museum vormt het geweten en het geheugen van Midden-Limburg. Maar het mag ook ergens anders. Als het maar in de buurt is. Mijn collectie mag niet verloren gaan.”
Aan het zelf schrijven van een kinderboek wil Van de Wouw niet beginnen. “Dat heeft alleen zin als je iets nieuws kunt brengen en dat beter is dan wat er is geschreven. Ik geloof niet dat ik dat kan.
—— —— ——- ——- ——– ——- —— ——- ——— ——— ———– ———- ———-
2. Tien jaar zanggroep ‘Met Bezêj’
(Door Francis Bruekers in Het Weekblad voor Nederweert van 1 maart 2012)
In een vloek en een zuch was daar opeens het tienjarig jubileum van de zanggroep ‘Met Bezêj’. Dit jubileum vierden zij vorig jaar al. Desondanks willen ze er ook graag de Weekbladlezer van op de hoogte stellen. ‘Met Bezêj’ zingt in het Nederweerter dialect. Omdat ze het leuk vinden, omdat het meer gevoelswaarde geeft aan hun liedjes en omdat ze sterk voorvechter zijn van het behoud van het dialect.
Tien jaren vliegen kennelijk voorbij als je doet wat je graag doet. Fantaseren, liedteksten en melodieën opschrijven en vervolgens zingen. Samen met een groep eensgezinden of in een duo. Wel Kluskens en Jos van de Wouw zijn de trekkers van zanggroep Met Bezêj uit Nederweert. Omdat het dialect zo’n grote rol speelt bij deze zanggroep, werd het artikel in het Neewieërter dialect geschreven. Omwille van de leesbaarheid plaatsen we in het Weekblad de Nederlandse versie.
Alle leden van Met Bezêj houden ervan om met gevoel en mijmering te zingen. Over vroeger, want toen was het veel beter. Althans dat vinden sommigen. Toch kun je aan de gezichten van de leden zien dat het ook tegenwoordig goed toeven is bij de repetities die plaatsvinden bij Wel Kluskens in de huiskamer. Elf leden, dames en heren, zitten gebroederlijk naast elkaar met een kopje koffie en de liedjesmap op schoot.
Alle liedteksten zijn ontsproten aan het brein van Wel Kluskens. Zijn muzikale kameraad Jos van de Wouw voorziet deze van een melodie. Afhankelijk van het thema is de melodie melancholiek of vrolijk. Jos heeft een voorliefde voor Jazz, Blues en Boogie Woogie. Dit maakt de liedjes van Met Bezêj qua genre herkenbaar voor de luisteraar en voor de zanger.
Nieuwe liedjes worden aan de groep voorgelegd, voorgespeeld en vervolgens gezongen. Dit wordt niet voorafgegaan door ingewikkelde stemverdelingen. Door hun ervaring bij andere koren, weten de zangers en zangeressen heel goed wat er van hen in de groep verwacht wordt. Wel Kluskens is van alle markten thuis en zingt hoog met de dames of lager met de heren, afhankelijk van de gewenste klankkleur.
Alle leden spreken van huis uit dialect. Opvallend genoeg wordt er echter in de groep meer Baexems, Roggels of Heytses gesproken dan Nederweerts. Wel en Jos zorgen er echter voor dat ook deze dialectbondgenoten het Neewieêrts machtig worden, met als gevolg dat alle leden, uit welke windstreek dan ook, met het grootste gemak over de zieschoôtel, wisse en de teluur zingen.
Waar het om draait in deze zanggroep is het behoud van het dialect én de gezelligheid. Er wordt serieus gerepeteerd, maar ook voldoende flauwekul gemaakt. Soms zonger bezêj (zomaar), soms met bezêj (bewust) als er een kwinkslag in het optreden gebracht wordt.
Tijdens optredens hult het gezelschap zich in passende nostalgische kledij. Ook daarmee oogsten zij veel succes bij hun luisteraars. Vijftien à twintig maal per jaar gaan zij op pad om de luisteraar in ouderencentra, huiskamerprojecten of vergelijkbare organisaties te vermaken. Ze traden op in Maastricht, Heerlen en Maaseik, maar ook dichterbij, zoals onlangs bij de opening van de olieslagmolen in Roeven. Het aantal optredens binnen de gemeente Nederweert is echter zeer beperkt. Zij zouden graag vaker in een van de Nederweerter kerkdorpen optreden, binnen het Nederweerter taalgebied.
Het repertoire is groot, zeker unne bössel van zo’n 200 stuks. De liedjes gaan over herkenbare situaties en gebeurtenissen uit het verleden. Teksten met symboliek en metaforen, teksten om over na te denken maar ook luchtige en humoristische liedjes. Eén van de meest betekenisvolle liedjes binnen het repertoire is volgens de leden Wietergaon , dat handelt over het overlijden van dierbaren. Overigens een thema dat regelmatig terugkomt in de gesprekken aan tafel. Begrijpelijk, want de gemiddelde leeftijd van de zanggroepleden is 70 jaar. Zingen over vroeger wordt voor hen steeds belangrijker. Verbazing over het nieuwe maakt plaats voor herinnering en ervaring. Voor de dames en heren van Met Bezêj is vooral dat dé verbindende factor in de zanggroep en de motivatie om te zingen voor anderen.
Een zanggroep als Met Bezêj speelt een rol bij het behoud van het dialect. In hun liedbundels kwam ik de volgende – over enkele jaren onbegrijpelijke – zin tegen: “En Kuuëp traedje bêrvers dwers doore troog.”
— ——— ——– ——— ——– ———– ———– ———— ————