“In sprookjes was hij goed, Anton Pieck. zijn hele lange leven heeft hij getekend, geschilderd en grafiek gemaakt – en eigenlijk zijn het allemaal sprookjesvoorstellingen. Alles wat Pieck onder handen nam, speelt zich af in het verre verleden, in een gefantaseerde, paradijselijke wereld: een sprookjeswereld. Anton Pieck kon fenomenaal tekenen. Hij was degelijk opgeleid tot tekenleraar – wat hij ook veertig jaar is geweest – en technisch gezien kon hij alles. toch beperkte hij zich tot een stijl. Vanaf zijn eerste Rembrandteske landschapsetsen legde hij de nadruk op pittoreske beelden. zijn figuren zijn bijna altijd in historische kledij gehuld. De oude straatjes, begijnhoven en kerken waarin ze lopen, kloppen topografisch meestal, maar voor een monumentenbeschrijving zijn ze ongeschikt, want daarvoor is alles te rustiek gemaakt. Onveranderlijk hangen de daken scheef, zitten er barsten in de muren en groeit er te veel gras tussen de stenen…. Vooral de platen in ‘Niels Holgerssons’s wonderbare reis’ van Selma Lagerlof laten zien hoe mooi Pieck ook momentopnamen en beweging kon tekenen zonder specifieke elementen van de omgeving te verwaarlozen. De plaat waarop de brandende wolf in ‘Het hutje’ de kleine Niels belaagt, is daar een bewijs van. Het interieur is vrijwel letterlijkzo door Lagerlof beschreven en de lezer krijgt hiermee behalve een spannend moment uit het verhaal een authentiek Zweeds beeld op zijn net lies.” (Saskia de Bodt/De verveelders. Nederlandse boekillustratie in de twintigste eeuw. Uitgeverij Van Tilt, Nijmgegen, 2014, blz. 155-157.)