Astrid Lindgren

“Heel wat verhalen spelen in de landschappen die ze vanuit haar jeugd kende: ‘Met het boerenleven en ook met het leven in een provinciestad was ik van het begin af aan helemaal vertrouwd en de meeste van mijn boeken spelen dan Polman zo’n omgeving. In het boerenmilieu de Bolderburen-boeken, de boeken over Michiel, Rasmus en de landloper en De rode vogel; in het milieu van de provinciestad de boeken over Pippi Lnagkous, over detective Blomkwist, over Lotta, de kinderen uit de Kabaalstraat en Madieke van het rode huis. In Stockholm spelen vooral de boeken met sprookjesmotieven en ook de verhalen die op een of andere manier onrealistisch zijn, zoals Karlsson van het dak…  Het verhaal (dat van De gebroeders Leeuwenhart) ontketende in Zweden een ware storm. Het verhaal vertelt over twee broers, Jonathan en Kruimel, die na hun dood in het land Nangijala terechtkomen dat door een tiran en een draak bedreigd wordt. In het gevecht wordt Jonathan dodelijk gewond en Kruimel springt met zijn stervende broer van de rots, het land Nangalima binnen, waar vreugde en spel heersen. Veel volwassenen waren verontwaardigd omdat ze vonden Dat Lindgren een kinderboek had gemaakt over dood en zelfmoord en dat zoiets niet hoorde. De schrijfster antwoordde: ‘Een boek kan men op verschillende manieren lezen, dat heb ik altij geweten, maar het is me nooit zo duidelijk geworden als na het verschijnen van De gebroeders Leeuwenhart. Bijzonder opvallend is dat wanneer kinderen en volwassenen hetzelfde boek lezen. Kinderen lezen De gebroeders Leeuwenhart als een spannend avonturenverhaal van twee broertjes die bijzonder veel van elkaar houden en slechts dan gelukkig zijn als ze bij elkaar kunnen zijn, wat er ook gebeurt. En de kinderen schrijven mij en bedanken mij ervoor dat de geschiedenis zo goed afloopt. Duizenden kinderen vinden het een troostvol. Dat was ook mijn bedoeling.'” (Marita de Sterck e.a./Schrijver gezocht. Encyclopedie voor de jeugdliteratuur. Lannoo).