“PoeZie speelt met de vaste taalregels. Het normale gebruik van de taal wordt omgegooid, de dichter speelt met cliche’s, met de regels van de spraakkunst. Hij maakt nieuwe woorden en merkwaardige combinaties, haalt vaste zinswendingen overhoop. Hij maakt opzettelijk fouten om de aandacht te trekken, of op iets anders te vestigen, Poezie drijft eigenlijk op afwijkende taal en nodigt uit om zelf ook creatief met taal om te gaan, om taalregels eigenzinnig te bespelen. Kinderen genieten vaak van zo’n taalafwijkingnen. Door de aparte vorm zet poëzie de lezer er dus toe om stil te staan bij taal. Poezie nodigt uit om tussen de regels te lezen, om bedachtzaam, woord voor woord, te lezen en te herlezen. Misschien vraagt poëzie wel betere, aandachtigere lezers en kan kinderpoezie ertoe bijdragen om dit soort lezers te vormen.” (Marita De Sterck/Lees je mee? Lannoo, Tielt, 1997.)