Willem Wilmink “zet zich af tegen de eenzijdige aandacht voor maatschappelijke problemen. Het idee dat je kinderen moet weghouden van de boze wereld, is gelukkig achterhaald, stelt hij vast. Dat is mede te danken aan de werkgroepen, die verlangen dat kinderboeken op de realiteit betrokken zijn. Hun benadering doet hem denken aan Hieronymus van Alphen, die ook vrijelijk met de kinderen sprak over alles wat er in de wereld omging. Van Alphen liet zich leiden door zijn liefde voor het kind. In veel recente kinderboeken ontdekt Wilmink dezelfde houding, maar daarnaast zijn er nogal wat ‘probleemboeken’, waarin niet het kind centraal staat maar de gedachte aan een ‘alternatieve maatschappij’. Bij een indeling in thema’, zoals die wordt gemaakt in ‘Het kinderboeken vanuit een andere hoek’, valt dit verschil volgens hem onder tafel. Men heeft alleen oog voor de thematiek en niet voor de manier waarop die is verwerkt; er wordt ook te weinig gekeken of de gerubriceerde boeken een oplossing bieden voor de problemen die ze aan de orde stellen. We moeten niet vergeten ‘dat kinderen zich zonder alcohol en nicotine door het leven moeten slepen, en dat toch ook recht hebben op wat ontspanning en geborgenheid’. Hij vindt dat kinderboeken de werkelijkheid geen geweld mogen aandoen, maar dat ze ook niet ontmoedigend mogen zijn. Bovendien bestrijdt hij het idee dat ook sprookjes, fantasieën en dagdromen de werkelijkheid geweld aandoen: sprookjes zijn geen valse realiteit, maar ‘een realiteit naast de onze’, en de overeenkomst tussen de gefantaseerde en de echte wereld is soms verrassend groot.” (Anne de Vries/Wat heten goede kinderboeken? Uitgeverij Querido, 1989, blz. 247-248).