Katholieke kinderboeken

Pas in de jaren twintig van de twintigste eeuw kwam een eigen katholieke kinderliteratuur met een ruim aanbod op gang, welke bleef  doorlopen tot ongeveer 1970. Van te voren was er in Nederland vooral sprake geweest van neutrale en protestantse kinderliteratuur. In de periode van 1970 tot 1990, dus na die katholieke opleving, wilde men niets meer weten van specifiek christelijke kinderboeken; vooral roomse literatuur werd in de ban gedaan. Maar dan, in de negentiger jaren van de twintigste mogen God, religie en geloofsovertuigingen in kinderboeken weer.

De eerste breedgedragen, echt katholieke uitgaven voor kinderen, naast bijbels, bidprentjes, heiligenverhalen, missie- en communieboekjes, is het tijdschrift “De Engelbewaarder”, dat van 1884 tot 1958 verscheen en toen opging in het blad “Taptoe”. Er waren meer tijdschriften, maar geen kon tippen aan de uitstraling, kwaliteit en populariteit van die Engelbewaarder. voor de scholen verschenen schoolleesboekjes bij de drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis in Tilburg, de tegenwoordige uitgeverij Zwijsen. Voor jongensboeken wierp uitgeverij Malmberg in ‘s-Hertogenbosch (daarvoor in Nijmegen) zich op, met name in de Arendsoog-reeks van J. Nowee en Pim Pandoer van Carel Beke.

Over het algemeen wordt nogal neerbuigend gedaan over de specifiek katholieke kinderliteratuur. Ze zou de literaire hoogte van de neutrale kinderboeken niet gehaald hebben. Ik denk dat dat een vooroordeel is, gevoed vanuit de anti-roomse stemming die voor een groot deel te wijten is  aan dat katholieke volksdeel zelf. wij katholieken hebben in de jaren zestig, zeventig en tachtig naast veel overbodige uit onze religie en ons geloof ook veel waardevols overboord gezet. bij dit laatste hoorde de katholieke kinderliteratuur. Het zou volgens mij niet slecht zijn om nu nog eens te kijken naar de historische en literaire waarde van de boeken uit die periode. Persoonlijk heb ik buitengewoon veel plezier beleefd aan Puk en Muk, Arendsoog, De Engelbewaarder, Peter Spoor, Alphons Timmermans en vooral aan Herman Steylen, de veel te vroeg overleden Blerickse journalist, die bij mijn weten slechts twee kinderboeken heeft geschreven: “In het witte land” en “Het testament van Schreiend Hart”. Vooral het laatste boek heeft een onvergetelijke indruk op me gemaakt en zorgde ervoor dat ik de lezer en verzamelaar werd, die ik nu ben. Het heeft mijn vrienden bijna een vermogen en in ieder geval veel inspanning gekost om het boek nog te achterhalen. Op mijn vijftigste kreeg ik het tezamen met een bijna complete verzameling Puk en Muks van mijn vrienden en collega’s Horst Schrooten en Harrie Kooijman. als ik het boek nu als volwassene lees en vergelijk met wat er momenteel op de boekenmarkt verschijnt, dan kan ik niet anders dan constateren dat het makkelijk standhoudt. Het is weergaloos spannend, in de goede zin. De opbouw, het uitstellen van gebeurtenissen, de visie vanuit het kind, de sympathie voor de opstandelingen en de prachtige titel. Dat alles is lang niet slecht. Maar Herman Steylen wordt in geen studie, essay of artikel over kinderliteratuur genoemd. Dat lot deelt hij overigens met het merendeel van de katholieke kinderboekauteurs.

Men kan binnen de roomse kinderliteratuur duidelijk onderscheid maken tussen: *a. boeken die bedoeld zijn om de katholieke lezer te ontspannen; *b. Boeken die bedoeld zijn om kinderen te begeleiden bij hun katholieke vorming;  *c. en boeken die bedoeld zijn om de leesvaardigheid van kinderen te verbeteren.

*a. De boeken van Herman Steylen, de Arendsoog-boeken van J. Nowee, de boeken over de reizen van Puk en Muk van de hand van Frans Franssen, het werk van Carel Beke over Pim Pandoer, de boeken van To Holscher en mevrouw H. Wolffenbuttel-van Rooyen, al deze boeken zijn ontspanningslokalen. Men leest ze om gevoelens en gedachten van anderen te leren kennen, om spanning te ervaren en om de beslommeringen van alledag te vergeten. Hiertoe behoren ook de versjes oeken, waarvan de illustraties op communieboekjes lijken. Al die jaren van 1930 tot 1960 wemelden Kerk, school en leven van prentjes: bij geboorte, Eerste H. Communie, Plechtige Communie en overlijden; vaak ook bij huwelijk en de jaarwisselingen; bij priesterwijdingen, intrede of geloften van kloosterlingen; bij pelgrimsoordnen, jeugdverenigingen, broederschappen, Marialegioenen en nog bij tientallen andere gelegenheden. elke stap in het leven werd begeleid door een prentje, dat men zorgvuldig in zijn Missaal wegborg. Zelfs op school kreeg je bij een goede of ijverige of godvruchtige beurt een prentje als beloning of als stimulans.

*b. De bewerkingen van Bijbelverhalen door Alphons Timmermans en D.A. Cramer-Schaap, de “Bijbelse Geschiedenis”, “Het Oude Verbond”, “Gods Volk” en “Ons Voorbeeld” willen kinderen bekend maken met de verhalen uit het Nieuwe en Oude Testament die als stichtend bekend stonden. boeken als “Roomse Liturgie”, “Naar zonnige hoogten”, “Aan Jezus’ hand”, ” Woelige dagen” en “Helden en Heiligen” willen kinderen vertrouwd maken met geloof en religie. Dat gebeurt, het moet gezegd, soms wel erg nadrukkelijk en dwangmatig. Het niveau van de teksten loopt doorgaans niet parallel met het origineel, de bijbelteksten, al moet gezegd dat er ook prachtige series verschenen. Daartegenover staat de lichtere toets van de kleurige uitgaven “Het prentenboek van Jezus’ leven” en “Mijn levensweg”, boeken die een verrassend modern aanzien hebben.

c. Het aantal schoolleesboekjes voor katholieke scholen, zogenaamde doorrenboekjes, is groot. Eigenlijk onoverzienbaar. Ook de onderwerpen waarover men schreef, waren legio. Navertellingen van bijbelverhalen, levens van heiligen, bekeringsverhalen, Missieverhalen, maar ook sprookjes, min of meer realistische verhalen en zwerftochten. Over het algemeen met een katholiek sausje overgoten. Er komen kerken, heiligen, beelden, te bekeren en missionarissen in voor. Er wordt voor en na het eten gebeden. Kerkklokken luiden voor de H. Mis of het Lof. Naar en discutabel wordt het wanneer de gebruiken van inlanders beschreven worden; met name als men series leest als “Oki en Doki” van Henri Arnoldus krijgt men het schaamrood op de kaken. Negers worden er slechte mannetjes genoemd, die natuurlijk blanken gevangen nemen en in een kookpot zetten. Als ik bedenk dat er scholen  waren, die eind twintigste eeuw  deze boekjes nog lieten lezen, is alleen grote verontwaardiging op zijn plaats. Inmiddels zijn die reeksen uit de scholen verwijderd.

Pas Als de leesboeken voorzien waren van een katholiek keurmerk, waren ze zuiver in de leer. Meestal stond er dan Imprimatur, Nihil obstakel, Evulgetur in, of “uitgegeven onder goedkeurin van den keurraad voor Roomsche jeugdlectuur.”