Kinderboekenexpositie

Bij die kinderboekenexpositie verschenen van de hand van de samensteller zeven folders, van elk van de thema’s van de tentoonstelling een.

Klassieke Kinderboeken

Onder Klassiekers verstaan we hier op deze tentoonstelling voornamelijk boeken of verhalen die voor 1930 geschreven zijn, tussen 1930 en 1960 herdrukt zijn en nu, in 1999, nog steeds uitgegeven en gelezen worden. Het kenmerk van Klassiekers is, dat bijna iedereen het verhaAl kent, maar dat bijna niemand de oorspronkelijke tekst gelezen heeft. Dat komt, omdat de verhalen meestal voorgelezen of verteld werden en omdat de meeste Klassiekers eigenlijk niet voor kinderen geschreven zijn. Ze zijn in latere tijd zo herschreven of naverteld, dat kindernen de verhalen zelf kunnen lezen. We kunnen vaststellen, dat de klassieke verhalen momenteel zowel in eenvoudige bewerkingen als in stripvorm te krijgen zijn en dat van de verfilmde versies een video te koop is. Van Robinson Crusoe bestaan inmiddels honderden versies, variërend van prentenboekuitgaven van 8 pagina’s tot dikke boeken van honderden bladzijden. En dat geldt voor meer klassieke verhalen. Klassiekers lenen zich als geen ander voor het gezamenlijke avontuur van voorlezen: thuis op de rand van het bed of op school waar de kinderen van de spanning de spreekwoordelijke rode oortjes krijgen.

We onderscheiden drie soorten klassiekers:

A. speciaal voor kinderen geschreven boeken. Dat zijn boeken als “Alice in Wonderland” van Lewis Carroll of “Winnie de Poeh” van A.A. Milne, die nadrukkelijk voor kinderen geschreven zijn. Vooral de Engelstalige literatuur heeft tientallen beroemde verhalen voor kinderen voortgebracht. Naast de net genoemde staan de gevoelvolle boeken van Frances Hodgson Burnett: “De kleine Lord” en het prachtige oerverhaal “De geheime tuin”, daarenboven de spannende boeken van Robert L. Stevenson: “Schateiland”, “Hè tSpookschip” en “David Balfour”. De Franse schrijvers Jules Verne met een tiental prachtige boeken; Alexander Dumas met “De drie musketiers” en “De graaf van Monte Christo”. De Italiaan Carlo Collodi met het griezelige, grappige en leerzame verhaal over de houten pop “Pinokkio”.

B. Klassieke verhalen. Met klassieke verhalen bevoelen we hier boeken die “niet voor kinderen geschreven” zijn maar die naverteld zijn voor kinderen, omdat de clou of de plot kinderen aanspreekt: Don Quichot van Cervantes, Robinson Crusoe van Daniël De doe, Oliver Twist en David Copperfield van Charles Dickens. en natuurlijk de vaak navertelde verhalen over Reinaart de Vos, Tijl Uilenspiegel, Robin Hood en Ivanhoe (dat door Walter Scott geschreven is). Hier geldt: hoe dichter de bewerker zich bij het origineel houdt, hoe beter. Er zijn bewerkingen in alle soorten en maten, van erbarmelijk tot magnifiek. Tegenwoordig is de wereld van de klassiekers uitgebreider dan vroeger, omdat er inmiddels van alle bestsellers film- en stripversies bestaan. En een stripbewerking hoeft echt niet onder te doen voor het origineel, als er maar met liefde en kundigheid gewerkt is. Zoals bij alle bewerkingen geldt dat dat soms fraaie resultaten oplevert maar ook  wordt vaak het originele verhaal geweld aangedaan.

C. Nederlandse klassiekers. Er zijn niet veel oorspronkelijk in het Nederlands geschreven boeken die de status van Klassieker verdienen. als we afzien van Reinaert de Vos en Tijl Uilenspiegel die tot de internationale klassiekers gerekend mogen worden en die natuurlijk absolute toppunten zijn in de Nederlandstalige kinderliteratuur, hebben we het over boeken als “Dik Trom” van C.J. Kieviet, “Pietje Bell” van Chris van Abcoude, “Bartje” van Anne de Vries en “Schoolidyllen” van Top Naeff. Binnen onze taalgrenzen zijn die befaamd maar daarbuiten hebben die ternauwernood de internationale pers gehaald, laat staan dat ze er tegenwoordig nog gelezen worden. Een boek behoort in alle opzichten tot de uitzonderingen, dat is het “Dagboek van Anne Frank”. Het is natuurlijk pas in de oorlogsjaren geschreven, wel oorspronkelijk in het Nederlands, maar het is een internationale bestseller, zowel in Japan als Amerika. Over de doelgroep kan men twisten: het is in eerste instantie uitgegeven voor volwassen lezers. Tegenwoordig wordt het door iedereen gelezen, misschien zelfs vooral door kinderen. eigenlijk pas na WO II gaat de Nederlandse kinderliteratuur buiten onze grenzen een rol meespelen. An Rutgers van der Loeff-Basenau, Miep Diekman, Annie M.G. SAchmidt en vooral van eind zeventiger jaren Dick Bruna, Guus Kuijer, Wim Hofman, Joke van Leeuwen en Margriet Heijmans gooiden internationaal hoge ogen. Van deze spant voor mij Guus Kuijer de kroon met het onnavolgbare en volwassen literaire “Krassen in het tafelblad” uit 1978, een hoogtepunt in de kinderliteratuur, dat m.i. zelfs internationaal zijn weerga niet kent.