Het stelen van verhalen

Mary Mapes Dodge is de onbetwistbare schrijfster van ‘Hans Brinker of De Zilveren Schaatsen’ (1865). Amper twee jaar later werd het boek al in het Nederlands vertaald, of nee, vertaald is geen goed woord. Want P.J. Andriessen bewerkte het boek. Hij noemt het zelf ‘omwerken’. Het boek verschijnt nota bene onder zijn eigen naam. De naam van de oorspronkelijke schrijfster is pas terug te vinden op het titelblad en niet op de omslag. Hij geeft het ook een andere naam: ‘De Zilveren Schaatsen. Een schets uit het Noordhollandsche volksleven’. Ook Margreet Bruijn bewerkte het verhaal; bij haar bewerking stond de naam van Margreet Bruijn op de omslag als origineel auteur van het boek. Pas op de titelpagina vinden we de bron terug: ‘Een nieuw verhaal naar het oude boek van Mary Mapes Dodge’. Nog sterker maakt Attie Spitzers het, als ze ergens in de negentiger jaren van de twintigste eeuw het verhaal bewerkt en vermeldt dat het een bewerking is ‘naar P.-J. Stahl’. De naam van de Amerikaanse schrijfster is volledig verdwenen. In 1988 verschijnt bij uitgever Loeb onder de naam van de echte schrijfster. Er wordt echter geen vertaler genoemd, alleen ‘Copyright Nederlandse vertaling 1988 by Loeb, uitgevers bv, Amsterdam’. Pas in 2005 verschijnt een nieuwe uitgave bij Athenaeum-Polak & Van Gennep te Amsterdam, met de naam Anita van der Ven als vertaalster. Aangezien de tekst dezelfde is als die van 1988, kan men gevoeglijk aannemen dat zij de vertaalster is. Deze laatste editie bezit een voortreffelijk nawoord van Ewoud Sanders. Hè boek van Mary Mapes Dodge heeft in Nederland dus een hele weg af moeten leggen voor er een volledige vertaling van voorhanden was. Met dank, want het is alles bij elkaar een bijzonder verhaal van een schrijfster die een geografische beschrijving van het land tussen Amsterdam, Haarlem en Den Haag in haar verhaal verwerkt. en zij kan wel schrijven!

      

Puk en Muk

 

In de jaren 1927 tot 1960 verschenen er 17 titels over de kabouters Puk en Muk. In het eerste boek worden ze als volgt getypeerd: “Puk en Muk waren twee kaboutertjes. Maar het waren geen gewone kaboutertjes met ’n lange baar, ’n Roode neus en ’n paar spillebenen. Nee, het waren kabouters van Klaas Vaak.” de delen 1 tot 13 zijn geschreven door de onderwijzer Ad van Ostaden, die in 1916 bij de Tilburgse Fraters was ingetreden als Frater Franciscus. Hij gebruikte voor de boekjes een pseudoniem, de schrijversnaam Frans Fransen. Deze boekjes zijn geïllustreerd door Carl Storch, van geboorte Hongaar, die vanaf zijn veertigste levensjaar als tekenaar in Salzburg werkte. Over de relatie en samenwerking tussen de Broeder-schrijver Frans Fransen en de Duitstalige tekenaar Carl Storch is een spannend boek te schrijven. (Alle gegevens kunnen liefhebbers nalezen in het boek dat Kees Kolen in 1986 schreef: ‘Puk en Muk uit de Schaduw van Tilburg’.) De verhalen over Puk en Muk verschenen eerst in afleveringen in het tijdschrift De Engelbewaarder, hetgeen zeer aan de populariteit van dat Roomse blad heeft bijgedragen. Dat ze vroeger massaal gekocht en gelezen werden, blijkt uit de volgende anekdotes. Bij ons tegenover woonde de familie Thomassen, een duidelijk katholiek middenstandsgezin.De jongste dochter was mijn boezemvriendin; bij de Thomassens hadden ze niet alleen acht kinderen maar ook bijna de hele reeks. En dat is niet verwonderlijk, want tot 1960 zijn er ongeveer 1 miljoen exemplaren van verkocht.Een bestseller dus. Bij mijn latere vriend Horst was er een oudere halfbroer die ’s middags na school elke dag een stuk van een van de verhalen vertelde; elke morgen aan het einde van de ochtend werd bij hem op school voorgelezen uit een van de Puk en Muk- boeken. Allerlei uitspraken uit die boekjes werden bij de familie Schrooten aan tafel als vaste citaten gebruikt.

Spaghetti van Menetti

JvdW: Met het uitgeven van het schitterende boek ‘Spaghetti van Menetti’ van Kees Leibbrandt met de nagenoeg volmaakte tekeningen van Carl Hollander is iets merkwaardigs aan de hand. Laat ik vooropstellen dat uit de voorgaande kwalificaties al blijkt dat ik een liefhebber van dit boek ben; dat is juist, want ik vind dat met name in de zestiger jaren van de vorige eeuw geen Nederlands kinderboek zo verrassend is door de zeldzame combinatie van originele inhoud en voortreffelijke tekeningen. Nu ben ik al een liefhebber van de tekeningen van Carl Hollander; hij vertegenwoordigt voor mij de top van kinderboekillustraties in de tweede helft van de vorige eeuw en Kees Leibbrandt, die ik verder niet kan beoordelen omdat er buitende dit. Oek maar een verhaal van hem bekend is, toont zich hier een waar verteller van een boeiend verhaal. als jet het erkennen van kwaliteit als een vooroordeel ziet, kan men mij bij de beoordeling van dit boek van behept met vooroordelen beschuldigen. Het merkwaardige met het uitgeven van dit boek is, dat de eerste uitgave van dit verhaal voor mij meteen de beste is. Het verscheen in 1964 bij de Arbeiderspers in een vrij groot formaat, ruim 26 hoog bij ruim 18 cm breed, met kleur- en zwart-wit-illustraties. Van de 6 verschillende edities in mijn collecties lijken nummer 2, uit 1977 bij uitgeverij Kosmos en 6, bij uitgeverij Ploegsma in 2008, nog het meest op de eerste druk. Bij 6 ontbreken drie tekeningen in zwart-wit.  Voor de Kosmos-uitgave heeft Carl Hollander klaarblijkelijk nieuwe tekeningen gemaakt, die gebaseerd zijn op de oorspronkelijke. De drie resterende edities zijn zonder de liefde voor verhaal en tekeningen, die nummer 1, 2 en 6 kenmerken, gemaakt. Nummer 3, 4 en 5 zijn alle drie uitsluitend zwart-wit, op kleiner formaat en met de tekeningen uit 1977 gedrukt. Gelukkig heeft uitgeverij Ploegsma de oorspronkelijke draad weer opgenomen en de tekeningen uit 1964 gebruikt. Bovendien heeft de schrijver Rindert Kromhout, die al eerder zijn liefde voor dit boek kenbaar had gemaakt, een nawoord bij deE uitgave geschreven. Ik kan iedereen het lezen van dit boek aanraden, zeker ouders met schoolgaande kinderen. Voor hen een fantastisch voorleesboek!

       

 

Tekenaars van Dik Trom

Een tiental beroemde, of liever bekende illustratoren, want ze zijn wel allemaal bekend maar zeker niet  allen beroemd geworden, heeft zich met wisselend succes aan de boeken van C.Joh. Kieviet gewaagd. Johan Braakensiek natuurlijk, die Dik Trom mede zo beroemd gemaakt heeft.

Expositie in het gemeentehuis van Nederweert.

Op donderdag 30 september 1999 staat het volgende artikel in het “Weekblad voor Nederweert”:

Expositie in het gemeentehuis van Nederweert.

Alleen op de wereld…… maar niet als je leest.

Op donderdag 30 september om 19.30 uur opent de wethouder van cultuur, de heer M. Loijen, de expositie “Alleen op de wereld … Maar niet als je leest.” De expositie is te bezichtigen in de hal van het gemeentehuis van Nederweert vanaf donderdag 30 september tot en met vrijdag 29 oktober 1999.

Kinderboekenweek en Jaar van de Ouderen

Oktober is de maand waarin jaarlijks de Kinderboekenweek valt. Ook vieren we in 1999 het internationale Jaar van de Ouderen. In deze tentoonstelling van kinderboeken uit de jaren 1930 tot 1960 worden beide feestelijke gebeurtenissen samengebracht. Verzamelaar Jos van de Wouw heeft zeven thema’s uitgekozen die een goed beeld geven van de kinderboeken uit die tijd. De thema’s zijn Kerstverhalen, Sprookjes, Katholieke kinderboeken, Klassiekers, Arendsoog en Witte Veder, Puk en Muk en Dik Trom.

Kinderboeken kort voor en na de Tweede Wereldoorlog

Tussen 1930 en 1960 werden er in Nederland duizenden kinderboeken uitgegeven, maar het merendeel bereikte toen Midden-Limburg met mondjesmaat of helemaal niet. voor de oudere meisjes was er Cissy van Marxveldt of Top Naeff. Van K. Norel verschenen de eerste oorlogsmoeheid. De vertaling van Milne’s Winnie de Poeh vond alleen bij de liefhebbers gehoor. Klassiekers als “Alleen op de wereld”, “Robinson Crusoe”, “Pinokkio” en “Alice in Wonderland” kenden in die tijd verschillende uitgaven. In de vijftiger jaren werden de eerste boeken van Miep Diekmann, Paul Biegel en Annie M.G. Schmidt  gelezen. Dit was echter het begin van een nieuwe periode in de kinderliteratuur.

Het noodlot van een verzamelaar

Jos van de Wouw is al zijn hele leven een verzamelaar. “In mijn vroegste jeugd verzamelde ik al alles wat op mijn weg kwam. Er was een doos met oude postzegels, een met ansichtkaarten, een met gebruikte kurken, een met watten en een met zilverpapier. Maar ik verzamelde vooral gebruikte lucifers en sigaren- en sigarettenpeuken. Toen ik eenmaal werkte en geld verdiende, begon ik boeken te verzamelen. Eerst Nederlandse literatuur, later tuin- en kookboeken en boeken over schrijvers en literatuur. Vanaf 1968, toen ik in Venlo aan de Kweekschool Nederlands ging geven, ben ik geleidelijk overgestapt op kinderboeken. Momenteel heb ik ruim 15.000 kinderboeken, vooral uit de hedendaagse kinderboekenproductie. De strips reken ik dan niet mee, want die beslaan ook nog eens een halve zolder. Verzamelen is een passie en een ziekte. Als je er door aangeraakt bent, kom je er nooit meer van af. en dat wil je ook niet.”

Openingstijden

De expositie is geopend op werkdagen van 9.00 tot 17.00 uur (vrijdagmiddag gesloten). U kunt de expositie bezoeken tijdens de opening op donderdag 30 september. Daarna tot en met vrijdag 29 oktober.

 

Kinderboekenexpositie

Bij die kinderboekenexpositie verschenen van de hand van de samensteller zeven folders, van elk van de thema’s van de tentoonstelling een.

Klassieke Kinderboeken

Onder Klassiekers verstaan we hier op deze tentoonstelling voornamelijk boeken of verhalen die voor 1930 geschreven zijn, tussen 1930 en 1960 herdrukt zijn en nu, in 1999, nog steeds uitgegeven en gelezen worden. Het kenmerk van Klassiekers is, dat bijna iedereen het verhaAl kent, maar dat bijna niemand de oorspronkelijke tekst gelezen heeft. Dat komt, omdat de verhalen meestal voorgelezen of verteld werden en omdat de meeste Klassiekers eigenlijk niet voor kinderen geschreven zijn. Ze zijn in latere tijd zo herschreven of naverteld, dat kindernen de verhalen zelf kunnen lezen. We kunnen vaststellen, dat de klassieke verhalen momenteel zowel in eenvoudige bewerkingen als in stripvorm te krijgen zijn en dat van de verfilmde versies een video te koop is. Van Robinson Crusoe bestaan inmiddels honderden versies, variërend van prentenboekuitgaven van 8 pagina’s tot dikke boeken van honderden bladzijden. En dat geldt voor meer klassieke verhalen. Klassiekers lenen zich als geen ander voor het gezamenlijke avontuur van voorlezen: thuis op de rand van het bed of op school waar de kinderen van de spanning de spreekwoordelijke rode oortjes krijgen.

We onderscheiden drie soorten klassiekers:

A. speciaal voor kinderen geschreven boeken. Dat zijn boeken als “Alice in Wonderland” van Lewis Carroll of “Winnie de Poeh” van A.A. Milne, die nadrukkelijk voor kinderen geschreven zijn. Vooral de Engelstalige literatuur heeft tientallen beroemde verhalen voor kinderen voortgebracht. Naast de net genoemde staan de gevoelvolle boeken van Frances Hodgson Burnett: “De kleine Lord” en het prachtige oerverhaal “De geheime tuin”, daarenboven de spannende boeken van Robert L. Stevenson: “Schateiland”, “Hè tSpookschip” en “David Balfour”. De Franse schrijvers Jules Verne met een tiental prachtige boeken; Alexander Dumas met “De drie musketiers” en “De graaf van Monte Christo”. De Italiaan Carlo Collodi met het griezelige, grappige en leerzame verhaal over de houten pop “Pinokkio”.

B. Klassieke verhalen. Met klassieke verhalen bevoelen we hier boeken die “niet voor kinderen geschreven” zijn maar die naverteld zijn voor kinderen, omdat de clou of de plot kinderen aanspreekt: Don Quichot van Cervantes, Robinson Crusoe van Daniël De doe, Oliver Twist en David Copperfield van Charles Dickens. en natuurlijk de vaak navertelde verhalen over Reinaart de Vos, Tijl Uilenspiegel, Robin Hood en Ivanhoe (dat door Walter Scott geschreven is). Hier geldt: hoe dichter de bewerker zich bij het origineel houdt, hoe beter. Er zijn bewerkingen in alle soorten en maten, van erbarmelijk tot magnifiek. Tegenwoordig is de wereld van de klassiekers uitgebreider dan vroeger, omdat er inmiddels van alle bestsellers film- en stripversies bestaan. En een stripbewerking hoeft echt niet onder te doen voor het origineel, als er maar met liefde en kundigheid gewerkt is. Zoals bij alle bewerkingen geldt dat dat soms fraaie resultaten oplevert maar ook  wordt vaak het originele verhaal geweld aangedaan.

C. Nederlandse klassiekers. Er zijn niet veel oorspronkelijk in het Nederlands geschreven boeken die de status van Klassieker verdienen. als we afzien van Reinaert de Vos en Tijl Uilenspiegel die tot de internationale klassiekers gerekend mogen worden en die natuurlijk absolute toppunten zijn in de Nederlandstalige kinderliteratuur, hebben we het over boeken als “Dik Trom” van C.J. Kieviet, “Pietje Bell” van Chris van Abcoude, “Bartje” van Anne de Vries en “Schoolidyllen” van Top Naeff. Binnen onze taalgrenzen zijn die befaamd maar daarbuiten hebben die ternauwernood de internationale pers gehaald, laat staan dat ze er tegenwoordig nog gelezen worden. Een boek behoort in alle opzichten tot de uitzonderingen, dat is het “Dagboek van Anne Frank”. Het is natuurlijk pas in de oorlogsjaren geschreven, wel oorspronkelijk in het Nederlands, maar het is een internationale bestseller, zowel in Japan als Amerika. Over de doelgroep kan men twisten: het is in eerste instantie uitgegeven voor volwassen lezers. Tegenwoordig wordt het door iedereen gelezen, misschien zelfs vooral door kinderen. eigenlijk pas na WO II gaat de Nederlandse kinderliteratuur buiten onze grenzen een rol meespelen. An Rutgers van der Loeff-Basenau, Miep Diekman, Annie M.G. SAchmidt en vooral van eind zeventiger jaren Dick Bruna, Guus Kuijer, Wim Hofman, Joke van Leeuwen en Margriet Heijmans gooiden internationaal hoge ogen. Van deze spant voor mij Guus Kuijer de kroon met het onnavolgbare en volwassen literaire “Krassen in het tafelblad” uit 1978, een hoogtepunt in de kinderliteratuur, dat m.i. zelfs internationaal zijn weerga niet kent.

 

Katholieke kinderboeken

Pas in de jaren twintig van de twintigste eeuw kwam een eigen katholieke kinderliteratuur met een ruim aanbod op gang, welke bleef  doorlopen tot ongeveer 1970. Van te voren was er in Nederland vooral sprake geweest van neutrale en protestantse kinderliteratuur. In de periode van 1970 tot 1990, dus na die katholieke opleving, wilde men niets meer weten van specifiek christelijke kinderboeken; vooral roomse literatuur werd in de ban gedaan. Maar dan, in de negentiger jaren van de twintigste mogen God, religie en geloofsovertuigingen in kinderboeken weer.

De eerste breedgedragen, echt katholieke uitgaven voor kinderen, naast bijbels, bidprentjes, heiligenverhalen, missie- en communieboekjes, is het tijdschrift “De Engelbewaarder”, dat van 1884 tot 1958 verscheen en toen opging in het blad “Taptoe”. Er waren meer tijdschriften, maar geen kon tippen aan de uitstraling, kwaliteit en populariteit van die Engelbewaarder. voor de scholen verschenen schoolleesboekjes bij de drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis in Tilburg, de tegenwoordige uitgeverij Zwijsen. Voor jongensboeken wierp uitgeverij Malmberg in ‘s-Hertogenbosch (daarvoor in Nijmegen) zich op, met name in de Arendsoog-reeks van J. Nowee en Pim Pandoer van Carel Beke.

Over het algemeen wordt nogal neerbuigend gedaan over de specifiek katholieke kinderliteratuur. Ze zou de literaire hoogte van de neutrale kinderboeken niet gehaald hebben. Ik denk dat dat een vooroordeel is, gevoed vanuit de anti-roomse stemming die voor een groot deel te wijten is  aan dat katholieke volksdeel zelf. wij katholieken hebben in de jaren zestig, zeventig en tachtig naast veel overbodige uit onze religie en ons geloof ook veel waardevols overboord gezet. bij dit laatste hoorde de katholieke kinderliteratuur. Het zou volgens mij niet slecht zijn om nu nog eens te kijken naar de historische en literaire waarde van de boeken uit die periode. Persoonlijk heb ik buitengewoon veel plezier beleefd aan Puk en Muk, Arendsoog, De Engelbewaarder, Peter Spoor, Alphons Timmermans en vooral aan Herman Steylen, de veel te vroeg overleden Blerickse journalist, die bij mijn weten slechts twee kinderboeken heeft geschreven: “In het witte land” en “Het testament van Schreiend Hart”. Vooral het laatste boek heeft een onvergetelijke indruk op me gemaakt en zorgde ervoor dat ik de lezer en verzamelaar werd, die ik nu ben. Het heeft mijn vrienden bijna een vermogen en in ieder geval veel inspanning gekost om het boek nog te achterhalen. Op mijn vijftigste kreeg ik het tezamen met een bijna complete verzameling Puk en Muks van mijn vrienden en collega’s Horst Schrooten en Harrie Kooijman. als ik het boek nu als volwassene lees en vergelijk met wat er momenteel op de boekenmarkt verschijnt, dan kan ik niet anders dan constateren dat het makkelijk standhoudt. Het is weergaloos spannend, in de goede zin. De opbouw, het uitstellen van gebeurtenissen, de visie vanuit het kind, de sympathie voor de opstandelingen en de prachtige titel. Dat alles is lang niet slecht. Maar Herman Steylen wordt in geen studie, essay of artikel over kinderliteratuur genoemd. Dat lot deelt hij overigens met het merendeel van de katholieke kinderboekauteurs.

Men kan binnen de roomse kinderliteratuur duidelijk onderscheid maken tussen: *a. boeken die bedoeld zijn om de katholieke lezer te ontspannen; *b. Boeken die bedoeld zijn om kinderen te begeleiden bij hun katholieke vorming;  *c. en boeken die bedoeld zijn om de leesvaardigheid van kinderen te verbeteren.

*a. De boeken van Herman Steylen, de Arendsoog-boeken van J. Nowee, de boeken over de reizen van Puk en Muk van de hand van Frans Franssen, het werk van Carel Beke over Pim Pandoer, de boeken van To Holscher en mevrouw H. Wolffenbuttel-van Rooyen, al deze boeken zijn ontspanningslokalen. Men leest ze om gevoelens en gedachten van anderen te leren kennen, om spanning te ervaren en om de beslommeringen van alledag te vergeten. Hiertoe behoren ook de versjes oeken, waarvan de illustraties op communieboekjes lijken. Al die jaren van 1930 tot 1960 wemelden Kerk, school en leven van prentjes: bij geboorte, Eerste H. Communie, Plechtige Communie en overlijden; vaak ook bij huwelijk en de jaarwisselingen; bij priesterwijdingen, intrede of geloften van kloosterlingen; bij pelgrimsoordnen, jeugdverenigingen, broederschappen, Marialegioenen en nog bij tientallen andere gelegenheden. elke stap in het leven werd begeleid door een prentje, dat men zorgvuldig in zijn Missaal wegborg. Zelfs op school kreeg je bij een goede of ijverige of godvruchtige beurt een prentje als beloning of als stimulans.

*b. De bewerkingen van Bijbelverhalen door Alphons Timmermans en D.A. Cramer-Schaap, de “Bijbelse Geschiedenis”, “Het Oude Verbond”, “Gods Volk” en “Ons Voorbeeld” willen kinderen bekend maken met de verhalen uit het Nieuwe en Oude Testament die als stichtend bekend stonden. boeken als “Roomse Liturgie”, “Naar zonnige hoogten”, “Aan Jezus’ hand”, ” Woelige dagen” en “Helden en Heiligen” willen kinderen vertrouwd maken met geloof en religie. Dat gebeurt, het moet gezegd, soms wel erg nadrukkelijk en dwangmatig. Het niveau van de teksten loopt doorgaans niet parallel met het origineel, de bijbelteksten, al moet gezegd dat er ook prachtige series verschenen. Daartegenover staat de lichtere toets van de kleurige uitgaven “Het prentenboek van Jezus’ leven” en “Mijn levensweg”, boeken die een verrassend modern aanzien hebben.

c. Het aantal schoolleesboekjes voor katholieke scholen, zogenaamde doorrenboekjes, is groot. Eigenlijk onoverzienbaar. Ook de onderwerpen waarover men schreef, waren legio. Navertellingen van bijbelverhalen, levens van heiligen, bekeringsverhalen, Missieverhalen, maar ook sprookjes, min of meer realistische verhalen en zwerftochten. Over het algemeen met een katholiek sausje overgoten. Er komen kerken, heiligen, beelden, te bekeren en missionarissen in voor. Er wordt voor en na het eten gebeden. Kerkklokken luiden voor de H. Mis of het Lof. Naar en discutabel wordt het wanneer de gebruiken van inlanders beschreven worden; met name als men series leest als “Oki en Doki” van Henri Arnoldus krijgt men het schaamrood op de kaken. Negers worden er slechte mannetjes genoemd, die natuurlijk blanken gevangen nemen en in een kookpot zetten. Als ik bedenk dat er scholen  waren, die eind twintigste eeuw  deze boekjes nog lieten lezen, is alleen grote verontwaardiging op zijn plaats. Inmiddels zijn die reeksen uit de scholen verwijderd.

Pas Als de leesboeken voorzien waren van een katholiek keurmerk, waren ze zuiver in de leer. Meestal stond er dan Imprimatur, Nihil obstakel, Evulgetur in, of “uitgegeven onder goedkeurin van den keurraad voor Roomsche jeugdlectuur.”

Uit de collectie

*4.1. Indianenboeken. De volgorde van de boeken is willekeurig, dus niet alfabetisch; op moment van binnenkomst in de collectie gerangschikt. Niet beschreven zijn de fictie-verhalen waarin Indianen een hoofd- of bijrol vervullen, zoals de Winnetoureeks van Karl May, de Witte-Vederboeken van J. Nowee, de boeken van J.F. Cooper.


  1. Theo Vijgen/Tipi’, totems en tomahawks. Het leven van de Noord-Amerikaanse Indianen. Illustraties: Peter Nuyten. Nijmegen: Sun Uitg. 1996. ISBN 90-6168-459-5.
  2. Christian Rudel/Kinderen van de Maan. Over de Indianen in de Amazone. Vertaling uit het Frans: Marijke Messing. Tilburg, Uitg. Zwijsen, 1995. ISBN 90-276-3415-7.
  3. Alys Swan-Jackson/De Apachen & Pueblo-volken van het zuidwesten. Illustraties van Johnatthan Adams, Richard Berridge, Bill Donohoe, James Field, Terry Gabbey, André Hrydziusko, Kevin Madisons. Mark Stacey, Simon Williams, Gerald Wood. A’dam, Uitg. De Lantaarn 1996.  Vertaling van Karin Schuitemaker. ISBN 90-5426-832-8.
  4. Tim Wood/De Inka’s. Vertaling  van Karin Schuitemaker. Illustraties van Peter Bull, James Field, Ray Grinaway, Christian Hook, Bill le Fever, Tony Randall, Mark Stacey, Simon williams. A’dam Uitg. De Lantaarn, 1996; ISBN 90-5426- 822-0.
  5. David Murdoch/Noord-Amerikaanse Indianen. Foto’ s van Lynton Gardiner, vertaling van Jos Lieferink. Antwerpen, Uitg. Standaard, 1996. ISBN 90-02-20429-9.
  6. Judith Simpson/Indianen. Vertaald door Sylvia Vanden Heede; illustraties van Helen Halliday, Adam Hook, Richard Hook, Keith Howland, Janet Jones, David Kirshner, Mike Lamble, Connell Lee, Peter Mennim, Paul Newton, Steve Trevaskis. Baarn, Uitg. Bosch &Keuning, 1995. ISBN 90-209-2555-5.
  7. Philip Ardagh/Noord-Amerikaanse Mythen en Legenden. Naverteld door P.A. Vertaald door T. Dijkhof. Harmelen, uitg. Ars Scribendi, 1998. ISBN 90-5495-177-z.
  8. Marion Wood/De wereld van de Indianen. ADviseur: D’r. Colin Taylor. Vertaling van Marthe C. Philipse. Illustraties door Ferruccio Cucchiarini, Antonella Pastorelli, Alessandro Baldanzi, Alessandro Cantucci, Matteo Chesi, Federico Michelin, Ivan Stalio. A’dam, Uitg. De Lantaarn, 1999. ISBN90-5426-038-6.
  9. Andrew  Haslam &Alexandra Parsons/Noord- Amerikaanse Indianen. Adviseur: Anne Armitage. Vertaling van T. Dijkhof. Hamelen, Uitg. Ars Scribendi, 1998. ISBN 90-5495-180-z.
  10. David Murdoch/Noord-Amerikaanse Indianen. Adviezen: Stanley Freed. Foto’s: Lynton Gardiner. Vertaling: Jos Liefrink. Antwerpen, Uitg. SAtandaard, 1996. ISBN 90-02-20429-9.
  11. Dr. Colin Taylor/Het dagelijks leven van de prairie-Indianen. Illustraties: Ian Thompson. Vertaling: T. Dijkhof. Hamelen, Uitg. Ars Scribendi, 1996. ISBN 90-74777-70-8.
  12. Anna Lewington/Het dagelijks leven van de Amazone-Indianen. Illustraties: IAn Thompson. Vertaling: Saskia Snepvangers. Hamelen, Uitg. Ars Scribendi, 1997. ISBN 90-74777-86-4.
  13. Alys Swan-Jackson/De Indianen van de vlakten. Vertaling: Karin Schuitemaker. Illustraties: Ray Grinaway, Bill le Fever, Peter Bull, Simon Williams, Richard Berridge, Mark Stacey, James Field, Tony Randall. Amsterdam, Uitg. De Lantaarn, 1995. ISBN 90-5426-861-1.
  14. H. Kuitenbrouwer/De Indianen van de Poolvelden. Illustraties: Jan Lutz. ‘S-Hertogenbosch, Uitg. Malmberg.
  15. Marita de Sterck/Indianenverhalen. De Noord-AmeRikaanse Indianen. foto’s.mAverbode, Uitg. altiora, 1996.
  16. Nicolas Grenier/In het spoor van de Indianen. Tekeningen: Donald Grant. Tilburg, Uitg. Zwijsen, 1988.
  17. Bent Haller/De Indianen. Vertaling uit het Deens: Nini van der Beek. Illustraties: Bart van Leeuwen. Den Haag,, Uitg. Leopold, 1981.
  18. Holling C. Holling/Das Indianer-Buch. Die roten Manner: wer site sind, wonder sie kamen, wie sie letten. MIT 4 Farbtafeln von Winold Rass. Stuttgart, Kosmos, 1953.
  19. Anne Terry White/Indians and THE Old West. T?he storm of THE forst Americans. New York, Simon and Schuster, 1958.
  20. A. Hamaker-Willink/ De drie Indiaantjes. Amsterdam, Uitg. Ploegsma.
  21. Drs. J. Victor Jansen/Volkerenatlas: Amerika. Met inplakplaatjes. Breda, Uitg. De Faam, 3e druk.
  22. Dick de Soeten/Hopi. Deur van verleden en toekomst. Deventer, uitg. ankh- Hermes, 2e druk, 1992. ISBN 90-202-5451-0.
  23. Christine Hatt/Het Amerikaanse Westen. Indianen, Pioniers en Kolonisten. Vertaling:Gert-Jan Kramer. Illustraties:George Catlin, Alfred Jacob Miller, Frederic Remington. Harmelen, Uitg. Ars Scribendi, 1998. ISBN 90-5495-192-3.
  24. Mike Stotter/Het beste boek over het Wilde Westen. Vertaling: Tjalling Bos. Illustraties van O.a. Richard Berridge, Peter Dennis, Shirley Tourret, Tim Slade. Bloemendaal, Uitg. Gottmer/Becht, 1998. ISBN 90-257-3014-0.
  25. Tim Wood/Het Wilde Westen. Vertaling: Karin Schuitmaker. Illustraties: James Field, Mark Stacey, Peter Bull, James G. Robbins, simon Williams. Amsterdam, Uitg. De Lantaarn, 1996. ISBN 90-5426-624-4.
  26. Clark  Wissler/Indians of THE United States. fout centuries of their history and culture. foto’s. New York, Doubleday, 1945.
  27. Dee Brown/Begraaf mijn hart bij de bocht van de rivier. Vertaling: Jos Knipscheer. Baarn, Uitg. Hollandia, 6e druk, 1973.
  28. Wilma Mankiller &Michael Wallis/ Mankiller. Een opperhoofd en haar volk. Vertaling: Annet Mons. Amsterdam, Uitg. Contact, 1994. ISBN 90-254-0821-4.
  29. G. schomaekers/Het woeste wilde westen. Vertaling: Mevr. H.A. Van Lier. Bussum, uitg. De Haan, 2e druk, 1974. ISBN90-228-3981-8.
  30. Fiona MacDonald/Indianen. Schatkist. Vertaling: Tjalling Bos. Amsterdam, Uitg. Piramide, 1996. ISBN 90-245-2604-3.
  31. Brenda Ralph Lewis/Grote beschavingen: De Azteken. Illustraties van Robert Ayton. Vertaald door Nico Hart. Uitg. Helmond. ISBN 90-252-2236-6.
  32. Brenda Ralph Lewis/Grote beschavingen: De Inca’s. Illustraties van Jorge Nunez. Vertaling: Ben Beekman. Uitg. Helmond. ISBN 90-252-2235-8.
  33. Frank Humphris/Geschiedenis van de Indianen. Tekst e illustraties van FH. Vertaling: Drs. A. Van Roessel. Uitg. Helmond.
  34. Miep Klomp/Het Wilde Westen. Tekeningen: Martha Hofman. Amsterdam, Versluys basisinformatie. ISBN 90-249-1056-0.
  35. Anne Terry White/Indianen en het oude westen. De geschiedenis van de eerste bewoners van Amerika. Vertaling: Karel Berg. Utrecht, Uitg. Vanderhout&Co, 1962.
  36. Zelfde ex. als onder nr. 35.
  37. Felix Sutton/Het hoe en waarom boek over de Indianen. Illustraties: Leonard Vosburgh. Bewerking: G. Den Hollander. Antwerpen Zuid-Nederlandse uitgeverij.
  38. Michael Stotter/Belevenissen in de wereld van Noord-Amerikaanse Indianen. adviseur: Michael Johnson. Vertaling: Guus Houtzager. illustraties: Rob Ashby, Vanessa Card, Clive Spong, Shane Watson. Amsterdam, Uitg. De Lantaarn, 2001. ISBN 90-5426-139-0.
  39. Erich von Daniken/Erfenis van de Maya’s. Een spannende reis door de tijd. Vertaling uit het Duits: Jan Smit.  foto’s. Amsterdam, Uitg. Piramide, 1999. ISBN 90-245-3631-6.
  40. Michel Piquemal/Bij de indianen. Serie: Toen leefden kinderen zo. Vertaling: Karel Verleyen. Leuven, Uitga. Davidsfonds, 2004. ISBN 90-76830-24-z.
  41. Howard Fast/De laatste tocht. Vertaling: Uitg. Loeb, 1983. Bussum: Uitg. Van Holkema & Warendorf, 1983. ISBN 90-6213-337-1.
  42. Anne Terry White/Indianen en het oude westen. Vertaling: Karel Berg. Sleutelreeks. Utrecht, uitg. Vanderhout & CO, ws. 1962.
  43. Phil Steele/De Azteekse te. Illustraties: Walker Book Ltd., London. Bloemendaal, Uitg. Gottmer/Becht, 1998. ISBN 90-257-3008-6.
  44. Martina Gorgas/Indianen. Illustraties: Eva Widermann. Pop-up concept: Jona Schenk. Vertaling: Anna Dolinda. Mechelen, Baeckens Books Bakermat, 2010. ISBN 978-90-5461-516-3.
  45. Arthur Japin/De overgave. Roman. Amsterdam, Uitg. De Arbeiderspers, 14e druk 2008. ISBN 978-90-295-6529-5.
  46. Jean-Michel Billioud/Cowboys en Indianen. Illustraties: Gaetan Doremusen, Olivier Nadel. Vertaling uit het Feans: Marianne Verkest, Karel Verleyen. Leuven, Uitg. Davidsfonds, 2002. ISBN 90-76830-223. Pop-up.
  47. Idem als 46, 2e druk, 2004.
  48. Laura N.K. Van Broekhoven/Met Kuifje naar de Inca’s. Herge’s onder- en voorwerpen gestript. Uitg. Lanno, 2003. ISBN 2-87424-022-2.
  49. Carola von Kessel/Mijn Speelboek: Indianen en Cowboys. Vertaling uit het Duits: Ellen Hosmar. Utrect, Veltman Uitgevers, 2013. ISBN 978-90-48309115.
  50. Anne Terry White/Indianen en het oude westen. Vertaald door Karel Berg. Turnhout, Uitg. proost &Co, 1962.
  51. De Brown/The Westerners. Published by Michael Joseph Ltd., London, 1974.
  52. Susanne and Jake Page/Navajo. Drawn by Albert Slinkey.  Harry N. Abrams Inc. Publishers, 1995. ISBN 0-8109-3679-8.
  53. Denis McLoughlin/The En yclopedia of the Old West. Illustrations: Edward Borein, Frank TenneyJohnson, Charles M Russell, Frederic Remington. London, Routhledge &Kegan Paul, forst publiek. In 1977. ISBN 0-7100-8628-8.
  54. Alvin M Josephy, Jr./THE Native Americans. An Illustrated History. Atlanta, Turner Publiek. Inc., 1993. ISBN 1-878685-42-2.
  55. James J. Cassidy Jr./Throughout Indian Eyes. THE untold storm of native American Peoples. New York, THE Reader’s Digest Association Inc, 1995. ISBN 0-89577-819-X .

 

 

 

Anecdotes

*1. De vader van het Indianenverhaal is wel James Fenimore Cooper, de Amerikaanse schrijver van het klassieke jeugdboek ‘De laatste der Mohikanen’ (1926). Ook andere Indianenboeken van hem zijn nog lezenswaardig, al halen ze het niet bij de genoemde bestseller. Cooper is eigenlijk de eerste schrijver bij wie de Indianen niet alleen als roofzuchtige scalpenjagers maar ook als mensen gezien worden. Voor die tijd gaf hij een redelijk genuanceerd beeld van de Indiaan.

*2. “Alleen op de wereld en dan vooral die scène waarin die oude man sterft. Hij is samen met dat jongetje en het is een hele koude nacht. Dan zegt de oude man tegen het jongetje: jij moet tegen de hond gaan liggen, dan blijf je warm. De oude man sterft die nacht van de kou en het jongetje blijft leven. Dat vond ik zo’n menselijke daad, helemaal te gek. Die scène is me altijd bijgebleven. Ik zat in de vijfde klas van de lagere school toen ik dat boek las. En ik ben heel zelfstandig opgevoed door mijn vader, misschien wel te zelfstandig. Ik dacht: zo is het, je bent alleen op de wereld.”

(Aldus Willeke van Ammelrooij in het boek ‘Als je leest ben je nooit alleen’, CPNB 1975.)

Over Indianenboeken

Arendsoog en Witte Veder

Johannes Nowee, die in 1901 in Arnhem geboren was, merkte als onderwijzer en vrijwilliger in de St. vincentiusbibliotheek dat veel kinderen om cowboy- en indianenboeken voor hun vaders vroegen. Dat onderwerp zou de kinderen zelf dus ook wel aanspreken. Omdat het schrijven hem al in het bloed zat, begon hij in 1935 aan een reeks boeken waarin een cowboy en een indiaan een relatie aangingen, zoals we die bij Old Shatterhand en Winnetou al eerder aantroffen, helden van de Duitse schrijver Karl May die in 1892 al ‘Winnetou, het opperhoofd der Apachen’ gepubliceerd had en tot 1910 een reeks boeken over deze bloedbroeders liet verschijnen.

Uitgeverij Malmberg in Den Bosch durfde in 1935 het eerste boek over de cowboy en de indiaan uit te geven, nadat andere uitgevers het geweigerd hadden, omdat ze het te ruw vonden: het zou met name jongens tot ruwe vechtpartijen opzetten. Het boek heette ‘Arendsoog’ naar de cowboy uit dit Wildwestverhaal. In 1936 volgde nog ‘Witte Veder’, genoemd naar de andere hoofdpersoon. De beide boeken hadden in eerste instantie niet bijster veel succes. Dat kwam mede door de crisis vlak voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog. Eind veertiger jaren werden de verhalen als hoorspel door de KRO uitgezonden. Dat sloeg enorm aan. Er kwam veel vraag naar beide boeken. In 1949 volgde het derde exemplaar uit wat een reeks zou worden: ‘ Het raadsel van de Mosquitovallei’. Daarna volgden de delen elkaar in snel tempo op en haalden ze hoog verkoopcijfers.

Toen J. Nowee in 1958, 57 jaar oud, aan een hartaanval overleed, was hij halverwege het twintigste deel over Arendsoog en Witte Veder. Zijn zoon Paul, destijds 22 jaar, schreef het boek af en vervolgde de reeks. arendsoog kreeg in de handen van de zoon meer het karakter van een detective dan van de cowboy die hij bij de vader was. Ook het specifiek katholieke  verdween geleidelijk uit de serie. Deel 1 en 2 zijn duidelijker de dertiger jaren geschreven. De bekering van Witte Veder maakt de compositie van het verhaal nogal zwak, omdat de schrijver eigenlijk zijn spannende verhaal wil vertellen maar tegelijk de katholieke boodschap kwijt moet. Deel 3 is al meer na-oorlogs en straalt wel de positief christelijke geest uit maar niet meer het karakteristieke Rijke Roomse leven. Paul Nowee stierf in 1993. korte tijd daarna verscheen het drieënzestigste en laatste deel van de rekest: ‘Arendsoog… premiejager?” De Arendsoogboeken zijn decennialang een rage onder jonge en ook oudere lezers geweest.

De boeken van Nowee waren spannend, katholiek en vanuit een positieve levenshouding geschreven. Kees Fens, de grote katholieke criticus uit de tweede helft van de twintigste eeuw, heeft ooit gezegd:”Het feit je en cowboy en katholiek kon zijn, heeft indertijd veel jongens door de moeilijke tijd heen geholpen.’ Maar toegegeven (diezelfde Kees Fens memoreert dat), de boeken zijn niet goed geschreven, goed in de betekenis van literair. Ze zitten vol fouten, wemelen van slordig taalgebruik en de personages zijn clichématig beschreven. Helaas dienen we soortgelijke opmerkingen ook te plaatsen bij veel van de hedendaagse kinderboeken. vooral series en schoolleesboekjes lijden aan deze manco’s. Kinderen, de lezers dus, merken zelf niet zoveel van deze tekortkomingen. Integendeel. Als kind heb ik bij de Broeders in Weert enorm genoten als Broeder Wendel op zondagavond in de speelzaal voorlas uit de nieuwste Arendsoog.Ik wou er zelfs op de vrije zondag eerder voor van huis gaan om maar niets van het verhaal te missen. (Het was nagenoeg het enige wat positief was aan het internaat.) De Broeder zat op een verhoging, keek iedereen vorsend aan, schraapte zijn keel, opende het boek tergend langzaam. allemaal rituelen die ons deden huiveren van spanning. Opgenomen in een groep toehoorders luisteren naar de bizarre beschrijvingen van het woeste prairielandschap; meerillen met de angstige uren die Bobs moeder en zus doormaakten (Arendsoogs echte naam was immers Bob Stanhope); opgelucht ademhalen als Witte Veder zijn vriend Arendsoog uit een penibele situatie redde (of omgekeerd) en als de boef zijn gerechte straf kreeg. Ze waren de zeldzame hoogtepunten uit het kostschoolleven van een tienjarige. (JvdW, tekst bij de tentoonstelling in het gemeentehuis van Nederweert in 1999.)